mijn binnenkomen en even verstrakte zich hun gelaat. Maar daar was terstond het gewichtig probleem: waar zouden wij gaan dejeuneren! Met ons vieren gepakt als haring in een taxi, raasden wij door de drukke straten van Parijs. Het was overvol toen wij het restaurant binnenstapten, maar onze beroemde gastheer werd onmiddellijk herkend en men spoedde zich om een tafel voor ons te vinden. En nu begon het op zijn Vlaams: eten, drinken, smullend vergenoegd, elkander het lekkere aanprijzend, de kelners druk om ons heen, behendig zwaaiend met volle schalen en de twee gezichten stralend van materieel genieten, van dat gezellig samenzijn, van de warmte van de oude vriendschapsbanden en van gedachtenwisseling, die uit het verleden weer wakker riep wat zo verwist en zo vergeten scheen. Telkens gleed de grijze lok over Maurice Maeterlincks lachende ogen; telkens blikte Cyriel Buysse met een schalkse blik naar zijn plagende vriend; en steeds meer eten, nieuwe schalen, meer gerechten werden aangebracht door de behendig-zwaaiende kelners en de heldere wijn, licht en geurig, vulde steeds weer opnieuw onze glazen.
Daarna vertrokken wij, gepropt in de benauwde taxi, naar het ‘Odeon’, waar ‘l'Oiseau Bleu’ werd opgevoerd. Natuurlijk kreeg de auteur een loge maar helaas erg opzij, zeer stoffig en bekrompen. Reeds spoedig gingen de lichten uit en de opvoering begon. Eenieder kent ‘l'Oiseau Bleu’ te goed dan dat ik hierover uitvoerig zou durven schrijven. Eenieder heeft wel eenmaal in zijn leven het stuk gezien of gelezen en bij eenieder bleef de herinnering van iets dat behoorde tot de naïeve kinderjaren uit zijn verleden, iets dat zo fris was geweest, zo jong en vol illusie... Doch feilloos was de vertoning niet, somtijds even stuitend. Maar kan Maeterlinck waarlijk ooit opgevoerd worden? Kan ooit ten tonele worden gebracht, dát wat zo zuiver geestelijk is... dát wat zó raakt de ijle, peilloze diepten van het menselijk gemoed? Maurice Maeterlinck heeft de gave om een waan, een droomgedachte een vorm te geven, die een beeld schept dat leeft en toch bijna te teer is om het levenslicht te verdragen. Maeterlinck heeft de gave om zachtjes helend over onze ziel te strijken, troostend, want hij kent haar lijden, haar smart... die smart die slechts