Vézelay
Wij hebben de boeg noordwaarts gekeerd; ons reisje loopt naar zijn eind toe. Wij rijden nu door de mooie, bergachtige heuvelstreken van de Morvan. Wij houden nog eens even op te Vézelay, dat wij eertijds reeds bezochten en bewonderen er weer het onvergetelijke panoramisch vergezicht, dat men er geniet vanaf de geweldige, eenzame rots, waarop de eeuwenoude kerk is gebouwd. Na ongeveer het gehele Frankrijk in al zijn departementen en steden te hebben afgereisd, beschouw ik Vézelay, met Les Gorges du Tarn, Rocamadour en de pastorale streek onder de Pyreneeën als de vier mooiste en meest grandioze natuurtaferelen, die men in dat land zo overrijk aan schoonheden kan bewonderen. In Les Gorges du Tarn en te Rocamadour voelt men zich overweldigd en, - om het zo uit te drukken, - overdonderd; Vézelay, daarentegen, biedt een tafereel waarvoor men zou gaan knielen en bidden. Het is van een wazige fijnheid in zijn verre tinten, van een zachtheid en teerheid van vormen, waarvoor geen woorden zacht en teer genoeg bestaan. Het is een en al divine droom en goddelijke poëzie. Carcassonne heeft ook die oneindig-mooie vergezichten, met als achtergrond, ‘le fantôme des Pyrénées’, zoals Barbusse, als ik mij niet vergis, het noemt, doch de omgeving van Carcassonne is alleen maar zo diep indrukwekkend langs de ene zijde, terwijl Vézelay een openbaring van tere verrassingen is, waar men zich ook heen wendt. Men draagt dat beeld van ontroerende schoonheid levenslang in zich mee; het is zo fijn en teer als een droom en toch leeft het zo intens. Het heeft iets irreëels en toch bestaat het. Het is absoluut enig in zijn soort en wie het eenmaal heeft