bagage klaar staat en waar wij samen zullen lunchen. Enige kruisvragen naar wederzijdse vrienden en familieleden; een woord van spijt over de Fatsoenlijke Mens, die ons ditmaal in de steek heeft gelaten; een groet van kennismaking en een handdruk met Gaston, die de plaats van de Fatsoenlijke Mens heeft ingenomen. De Schilder zegt: jullie zult elkander moeilijk verstaan, want Gaston spreekt geen Frans; maar de Filosoof glimlacht vriendelijk en beweert dat het toch heel goed zal gaan; en ook Gaston glimlacht zeer vriendelijk en antwoordt:
- Wi wi, mosseu, wi wi.
Wij komen in de restauratiezaal. Alles stampvol. Na behoorlijk wachten krijgen wij een tafeltje; en ook Gaston krijgt een plekje, achter een glazen schut, waar wij hem vagelijk zien zitten. De Filosoof heeft alvast goed voor hem gezorgd. Er is de maître d'hôtel duidelijk gemaakt dat Gaston geen Frans verstaat, maar dat hij zonder twijfel alles zal verorberen wat hem als eten en drinken opgedist wordt. ‘Compris’, zegt de maître d'hôtel; en wij worden respectievelijk bediend.
Daar zitten we dus samen weer, na zoveel jaren, vóór de oude. Franse, welbekende keuken! Nog steeds zo fijn en zo overvloedig als vroeger? Ik weet niet; ik twijfel. Zo overvloedig wel, maar zo fijn...? Ik twijfel. Wij praten en lachen al etende; wij hebben zóveel en veel aan elkaar te vertellen en de bediening gaat niet vlug: er is slechts weinig personeel voor zulk een grote menigte mensen. Eensklaps zegt de Filosoof:
- Tiens, mais Gaston a déjà fini. Il est parti.
- Pas possible! zeggen wij; want wij hebben hem pas een schaal met hors d'oeuvres zien voorzetten. Ik sta op en ga eens kijken.
- Eh bien; et vot' chauffeur, m'sieu? vraagt de garçon, die vol verbazing een heerlijk gebraad vóór het lege tafeltje komt brengen.
Ik zie Gaston heen en weer slenteren over de binnenplaats, waar de auto staat.
- Gaston, roep ik; - ge moet komen eten, jongen!
- 'k Hè geten, meniere, antwoordt Gaston.
Verbaasd kijk ik de kelner aan.
- Il dit qu'il a mangé!