rijk wil zijn in 1870 verloren provincies terug; en er zijn ook heel wat Fransen, die nog meer verlangen: Duits grondgebied namelijk, en zelfs Duitse koloniën. Wat zal het ermee doen? Waar zal men de Fransen vandaan halen om die gewesten te bevolken en om er een sterk nationaal en economisch leven te ontwikkelen? Frankrijk, het nobele Frankrijk, dat wij allen, in deze tijden zo innig bewonderen en zo diep beklagen, is voor een groot gedeelte door zijn eigen schuld gestraft. Als Frankrijk meer kinderen had gewild om het te verdedigen, dan hadden de Duitsers het nooit durven aanranden. Het is een schrikkelijk zware en wrede straf geweest en men kan het haast beschouwen als een straf en een wraak van de Natuur zelf, die niet duldt, dat een volk ongedeerd de schatten verwerpt en vernielt, die de bron en de essentie van zijn levenskracht uitmaken. Een volk heeft voor een groot gedeelte zijn lot en toekomst in zijn eigen macht.
Ik zit hier nu in een klein Frans provinciestadje, vrij ver achter het front en waar de echo's van de vreselijke strijd slechts met verzwakte kracht tot ons komen.
Er is daar de indrukwekkende ruïne van een oud slot, een mooie, oude kathedraal, er zijn daar veel nauwe straatjes met ouderwetse geveltjes, een hospitaal, een grote kazerne, een aardig riviertje en alom heuvels en rotsen en dalen, die prachtig begroeid zijn, met groene weilanden vol bloemen, en met struikgewas en schone, gave bomen, die soms als grote schermen van weelde tegen de blauwe hemel en de witte wolken afsteken.
Ik ga daar wandelen, lange uren. Ik zie de weelderige tarwevelden, die rijpen in de zon, het gras dat wordt gemaaid, gedroogd en tot hooioppers gestapeld, de schuitjes op het water, de vissers langs de oever en ik denk aan mijn geliefd Vlaanderen, waaruit ik nu verbannen ben. Instinctmatig blijf ik lang vertoeven bij die plakjes, die 't meest gelijkenis met Vlaanderen vertonen en vraag mij af, waarom dit land, dat wellicht mooier is en rijker nog dan Vlaanderen, toch in generlei mate 't afwezig vaderland vervangen kan. 't Is een gevoel dat bitter kwelt en knelt. En dit is de grote droefheid van de banneling, dat alles wat niet aan zijn land herinnert,