Het vale land daaronder had een warme, bruin-gebronsde zuidelijke tint. 't Was als van donker-glanzend leer, waarin de gele keien hier en daar als grote, gouden spijkers blonken. Het had iets bijbels, iets uit de oude, oude tijden, toen de mensen zich met dierenvachten kleedden.
En in die atmosfeer van oosterse legende, zagen wij de kudden huiswaarts komen.
Nog nooit heb ik zulke talrijke kudden gezien. Het leken wel de legendarische kudden van de Verloren Zoon. Zij kwamen naar ons toe als een grijs-deinende golf, de ganse breedte van de brede weg bezettend, en er was niets anders op te vinden dan de auto (o, wat stond die daar disparaat!) palstil te houden.
't Is de zee, 't is werkelijk als de zee, die op ons aan komt deinen. Vooruit de herder, met zijn staf, vaalgrijs en bruin in 't avondlicht, als een profeet uit het Oude Testament. Vlak bij zijn hielen volgt een schaap, één enkel, met een belletje om de hals. Dat schaap is als 't ware het levend symbool van de bezadigde wijsheid. De herder keert zich even om tot het getrouwe beest, praat enkele stille woorden, maakt nauwelijks een beweging met zijn staf, en dadelijk gaat het wijze dier opzij, door al de andere honderden, of duizenden schapen (hoeveel zijn er?) gevolgd.
Rechts en links, opzij van de kudde, lopen, in volle vrijheid, maar met allerlei beladen, twee ezels. Die dragen de tent, proviand, gereedschap, wat weet ik al, dat dienen moet voor tochten die soms dagen duren, en dat lijken wel de clowns en de kwajongens van de bende; zij huppelen en springen, rollen zich met heel hun last in 't zand en brengen de kudde, die zo ordelijk door 't wijze schaap geleid werd, volkomen in de war. De herder vloekt en scheldt, slaat met zijn staf en gooit met keien, maar het helpt niets; de overladen grappenmakers gaan een eind verder weer aan 't buitelen en aan 't stoeien, stuwen de kudde als onder een windhoos door elkaar, dringen ze op de auto, doen ze vluchten over de vlakte, brengen een gedeelte ervan op hol. Dat duurt minuten lang, in onbeschrijfelijke wanorde. Nu is het helemaal of we midden in de zee stonden, met grijs-deinende schuimgolven, overal om ons heen. Eindelijk zijn ze weer goed bij elkaar, en de stille