Avignon
Ditmaal wil ik slechts één enkele impressie van Avignon in mij bewaren. In de schemering zijn wij naar 't Palais des Papes geklommen, en dáár, op het terras, omschaduwd reeds door de duisternis van het park, hebben wij, in de diepte, de oude stad met haar omgeving langdurig bekeken.
Het was ontroerend-groots!
Als een ontzaglijk reuzengevaarte rees het paleis uit de rots naast ons op, fosfoorgeel in de avondschemering, met zijn torens en kantelen als 't ware tot de eerste, nauw-zichtbare sterren van de somberende hemel reikend. Er hing een indrukwekkende atmosfeer van macht en stilte omheen. Het was zó groots, en zó stil, dat het bang maakte. Het was alsof 't alleen bestond, boven en buiten alles om.
Daaronder, in de diepte, lag de stad, met al haar dicht naast elkaar geschaarde daken. Die hadden, in het twijfellicht, een heel tere, wazig-grijs-mauve kleur, die ‘couleur tourterelle’ zoals Loti in de Perzische steden beschrijft. Hier en daar begonnen reeds zwakke lichtjes te blikkeren en aan de einder, wijd over 't verre, wegsomberend en golvend land, rees de maan, groot en rond, met doffe nevelgloed, als een dood lichaam, dat met een zwakke naglans nog naar al die verleden en vergeten dingen van een vroegere grootheid komt kijken.
Uit de vage diepte, waar nu talrijker de lichtjes blonken, steeg een vaag geritsel op, als van stil-knetterende kaarsjes om een lijkbaar. 't Was als een stille, droeve bede in de neerzijgende duisternis. Het was of ganse volkeren biddend zaten neergeknield om een overweldigend reuzenlijk.
En eensklaps sprak dat lijk, met formidabel-diepe bronsstem, gans alleen in de plechtige stilte, als 't ware een sombere klacht van toorn en lijden uit. De grote klok van het Paleis sloeg het vergankelijk uur en toen die gezwegen had, zweeg ook alles weer in stomme eerbied, en men hoorde enkel nog het zwak geritsel van de knetterende kaarsjes daar beneden, in de biddend-neergeknielde, doodse stad.
De bomen en de heesters om ons heen waren gitzwart geworden. De maan rees hoger in de hemel, met verhelderde glans over de daken; en het Paleis, vaalgeel verlicht, scheen vol