vinden. Op de Franse landkaart leek het toch zo'n heel klein eindje: een paar vingertjes breedte maar; doch een paar vingertjes, die een afstand van ongeveer tweehonderd vijftig kilometer betekenden. Nogal begrijpelijk dat de verbaasde Nanceeërs hetzelfde gezicht zetten als de Spuistraat-Nederlander aan wie men de weg naar Leeuwarden vroeg.
Doch alles komt terecht, evenals in de verstandig-geschreven romans en weldra reden wij weer over bergen en door dalen, als over een eindeloze roetsjbaan.
't Is een animerende, opwindende manier van rijden, althans wanneer de weg goed is en er geen hindernissen voorkomen. Niet zonder enige inspanning is de sterke auto boven op de berg gekomen; maar hij is er en mag nu even uitblazen. 't Contact wordt afgezet, de motor uitgeschakeld en de wagen vliegt op zijn eigen zwaartekracht de helling af, in een heerlijk-zacht gesuis en verende beweging. Maar ginds verder rijst alweer een muursteile berg, de vaart mag niet vertragen, wel integendeel, de wagen moet zijn aanloop nemen en op de laatste paar honderd meter van de daling wordt 't contact weer aangezet en volle gas gegeven, en als een razende snort de auto donderend de berg op. 't Is wonderbaar hoe die helling, die daar als een rotswand stond, als een gewone effen vlakte wordt verslonden; en men moet even omkijken, en nu de helling waar men afdaalde, als een muur achter zich zien verrijzen, om te beseffen welk waagstuk men heeft volbracht. De wegen zelf zijn er, helaas, in Frankrijk niet op vooruitgegaan! Wat is er geworden van die heerlijke blauwe glijbanen, zoals ik ze vond, vijf jaar geleden, toen ik met Maeterlinck door Frankrijk toerde? Twee jaar van bijna onophoudende regens hebben er putten en kuilen in gegraven, die haast niet meer te dempen zijn. Wel vindt men hier en daar nog een eind als vroeger, maar 't zijn altijd slechts betrekkelijk korte eindjes, die dan weer in reeksen van hobbelgaten uitlopen. De klachten zijn groot, algemeen, en de herstellingsonkosten zullen schrikwekkend zijn. In sommige departementen vraagt de bevolking zelfs keien, in plaats van grintwegen.
Die bevolking vermoedt zeker niet wat haar in dat geval boven 't hoofd hangt, of, juister uitgedrukt, wat haar alsdan voor en onder de voeten zal worden geworpen: