Het Maas-departement
Iemand heeft mij eens gezegd, of ik heb het ergens gelezen, dat het Maas-departement een van de aller-achterlijkste, vuilste en armoedigste van Frankrijk is.
'k Geloof het werkelijk. Nog nooit heb ik iets zó vuils gezien als deze dorpen. De huizen, - ellendige krotten - hebben er geen kleur meer; stinkende mesthopen liggen voor elke deur en de straten zijn gier- en modderpoelen. Maar het is pittoresk-vuil. Het is zó absoluut en definitief vuil, dat men de mens en zijn leven daarin vergeet en met verbaasde nieuwsgierigheid staart naar die onnoemelijke krioeling van kippen, eenden, koeien, paarden, varkens, ganzen, alles in en door elkaar met enkele gore, menselijke wezens in en om de mest- en modderpoelen op de straat. Weinig of geen kinderen. Dat valt dadelijk op, zodra men over de grens is. Geen luidruchtige spelen, geen stoei- en kwajongens-partijen. De enkele kleuters die men ziet lijken reeds ernstige en eenzame mensjes, stil en als verdwaald onder de grotere mensen. O, die armzalige dorpen! Waar woont hier de dokter, de pastoor, de notaris, en hoe leven die in zulk een milieu? Daar staat het kerkje. 't Is als een stal of schuur, evenals ieder huis omringd door vee en gier- en modderpoelen. Zijn het de beesten soms die hier ter kerke gaan?