Een vriend
Een goede, mooie weg is als een vaste, trouwe vriend, die de chauffeur overal begeleidt.
Je hebt hem eensklaps gevonden, je nooit-genoeg-te-waarderen vriend, toen je moe en lam gehobbeld was over de slechte keien; hij lag daar ineens, onverwacht en onverhoopt, om de hoek van een bos, buiten de kom van een dorpje, als geduldig op je wachtend; hij lag daar, zachtblond over het groene land, als een reus die op zijn rug ligt uit te rusten, en hij voerde je dadelijk, geruisloos en in zacht-wiegende snelheid mee, en 't was een verrassing, een verrukking, die je al het akelige deed vergeten.
Je dacht niet dat hij je nog kon verlaten, hij was zo groot, zo breed, zo veilig; hij strekte zich zo eindeloos ver, in zijn gladde blondheid, over de golvende landouwen uit, je had je maar te laten gaan en te genieten, het was een droom, een verwezenlijkte illusie,... tot het eensklaps uit was, uit zoals het was gekomen, plotseling en onverwacht, om de hoek van een bos of in de kom van een dorpje.
Waar is hij heen, de mooie weg? Vergaan? Onder de grond verdwenen? Waarom moeten we weer zo akelig schokken, hossen, hobbelen? Ach, ontrouwe, die ik trouw en krachtig waande! Was hij maar nooit gekomen! Had hij ons maar zo bitter niet gefopt!
En je treurt in jezelf om de broosheid en vergankelijkheid van het goede in deze droeve wereld, je denkt niet meer aan de ontrouwe, de verrader; je bent hem al vergeten,... als hij daar plotseling weer is, om de hoek van een bos, buiten de kom van een dorpje: zacht-effen-blond en heerlijk-kalm over de groene velden golvend, om je weer in verrukking verder mee te voeren.