bagage is opgeladen, mijn dames zijn ingeladen, zij zitten met frisse wangen en blijde ogen te glimlachen en ik moet ook glimlachen, omdat ze zo goed bij elkaar in de auto passen: de dames en hun bagage. Men kan zich de ene zonder de andere niet goed voorstellen, ze completeren elkaar, maken één geheel uit.
Vooraan, op de wagen, rechts en links op de schijnwerpers, zijn twee vlaggetjes geplant: rechts, de zwarte leeuw op gouden veld, de Vlaamse vlag; links de Hollandse driekleur, met het oranje wimpeltje in top. Dat staat wel aardig. Het zal vooral heel aardig staan als ze straks, onder het rijden, levendig gaan wapperen. Hun frisse, helle kleuren geven wat fleur aan de lange, open wagen, die eentonig grijs van tint is, dé tint van een reiswagen.
De vlaggetjes wapperen...!
Gent, het grote, drukke, vuile en toch imposante Gent, de donkere, viriele oude stad met de forse gebouwen, ligt al een eind achter de rug, en wij hossen en schudden en dansen over de hobbelige keiwegen. O, die schrikkelijke Vlaamse en Brabantse keien! Kinderhoofden! zeggen de Hollandse chauffeurs. Maar wij noemen ze: doodshoofden. Zullen we wel ooit te Brussel geraken! Zal de wagen niet tot splinters uit elkaar vliegen? Wij tellen de dorpen als zoveel lijdensstaties van een folterweg. Hoe is 't godsmogelijk om in zo'n land auto te rijden? Wie zijn de sombere barbaren, de oer-negers, de mensenhaters en de mensenvreters, die zulke bestrating ooit verzonnen? Wij schokken en springen door een stadje: Dendermonde; af en toe kijk ik om of mijn bagage en mijn dames nog steeds in de wagen zitten; wij hobbelen door dorpen met een bevolking, die bijna uitsluitend uit kleine kinderen schijnt te bestaan; risten, dozijnen, krioelingen van kinderen, op de straat, in de modderriolen, vóór, achter en langs de huizen; (o, vruchtbaar Vlaanderen, wat wordt er met liefde aan uw toekomst gedacht!) wij komen in een streek van hondekarren, geen andere gespannen dan hijgende, blaffende, brullende en sjokkende hondekarren; even krijgen wij een mooie, zachte grintweg (o, welk een verademing! wat een zalige voorsmaak van wat ons verder op de reis te wachten