cies dezelfde streek, dezelfde lucht; het waren net dezelfde soort van mensen, die dezelfde taal spraken; hij had het er materieel veel beter in een gezelliger omgeving en toch kon hij er niet aarden: voortdurend keerde hij naar zijn geboortedorp, waar hij het zo droef en ellendig had, terug.
Eens vroeg ik hem welke de reden daarvan was.
Het was een vreemde, schuchtere jongen. De mensen uit ons dorp begrepen hem niet en beschouwden hem zowat als een halfgare. Hij kon ook soms wel zonderlinge dingen zeggen, die tot spotzucht kittelden. Zijn antwoord op mijn vraag was: - Omdat de mussen er anders piepen dan in ons eigen dorp!...
Een ander voorbeeld:
Constant en Lotje waren twee oude, oude veldarbeiders. Hun leven lang hadden zij op de velden van hun dorp gewroet, en toen zij niet meer werken konden, rees het schrikbeeld van het Armenhuis als een gruwelspook vóór hen op. Daar moesten zij nu in, daar konden zij hun dood afwachten, tenzij... tenzij een plaats voor hen gevonden werd in een hofje, pas gebouwd door een liefdadige dame, in 't dorpje vlak naast dat, waar zij hun leven lang gezwoegd hadden. Door voorspraak en ten prijze van veel moeite, mochten zij er eindelijk hun intrek nemen.
Eerst waren zij opgetogen van blijdschap over die ongehoopte en zo troostende tijding. De nachtmerrie van 't Armenhuis verzwond; de rust en het geluk van de oude dag waren verzekerd. Dat duurde zo enkele weken. Doch van lieverlede, naarmate de datum van hun intrek dichter in 't verschiet kwam, gingen zij vreemd aan 't prakkizeren en aan 't tobben en eindelijk kwamen zij ons neerslachtig mededelen, dat ze toch maar liever in 't Armenhuis van hun eigen dorpje hun leven zouden willen eindigen.
Nu was dat ander dorp, waar 't hofje stond, nog geen tien minuten ver van hun dorp afgelegen; en toevallig was het hofje juist op de uiterste grens van die gemeente gebouwd, zodat het feitelijk meer bij hun dorp behoorde dan bij het dorp waarop het stond; doch niets hielp: zij waren te zeer aan hun dorp, aan de naam van hun eigen dorp gehecht en