28 september
De nieuwe mode breidt zich uit. De ganse rij hoge populieren langs de waterkant heeft zich in 't geel gekleed. Wat staat het rijk en mooi tegen de blauwe hemel met stralende zon! De lichte blaadjes tintelwemelen onder het nauw-voelbaar briesje als waren ze van klatergoud.
Wat een rust in de natuur! De verten doezelen weg in paarlemoeren nevels en de grazende koeien schijnen zich niet meer te bewegen in de smaragd-groene weilanden.
Met ondergaande zon wordt het als een zachte glorie over alle dingen. Alles wordt teer oranje en roze: de landouwen, de bomen, de gevels en de daken van de huisjes; tot zelfs mijn grijs-verweerde molen, alsof zijn oud en stram karkas nog eens met een frisse jonkheidsblos werd opgefleurd.
Doch van lieverlede dooft de zachte, grijze avond al die weelde uit en in de donkerblauwe koepelhemel is het alweer de krioelende flonkering van de sterren, alsof een wonderschone nacht de wonderschone glorie van de ideale najaarsdag tot in 't oneindige van de werelden wou voortzetten.