Verzameld werk. Deel 6
(1980)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
Vrienden vergezellen mij en wij komen in een oud, grijs en wit dorpje, waar ik nog nooit geweest ben en mijn weg moet vragen. Daar komt een man van de akker, in zijn hemdsmouwen, met een korfje in de hand en een vork over zijn schouder. Ik vraag hem de naam van het dorpje en zijn onverschillig antwoord wekt in mij 't geheugen van een gans verleden op. O, die naam!... In dat verloren, nietig plekje, heeft een man gewoond, een schrijver van groot talent, die zijn leven lang verwaarloosd en vergeten en miskend werd. Die naam!... Strak kijk ik de landman aan, en ineens zie ik, meen ik althans te zien, een gelijkenis, een treffende gelijkenis met de talentvolle overledene. Vergis ik mij niet?... en ik zou wel durven...? Ja, ik durf, ik kán mij haast niet vergissen: ik dank de man voor zijn inlichtingen en noem daarbij zijn naam alsof ik hem kende: de familienaam van de overledene. De man schokt letterlijk van verbazing op: - Hoe weet ge mijn naam, meneer; ik ken u niet! Hij was de broer van de droeve afgestorvene en hij vertelde ons hoe deze onder zijn levenslange miskenning en verwaarlozing geleden had. Dáár was hij geboren en had hij gewoond, dáár, op die grote, sombere boerderij omringd met water. Daar, en daaromheen hadden de types geleefd en leefden nog de taferelen, die hij in zijn werken had beschreven. Een weemoed lag in de stem van de man, toen hij ons dat alles vertelde. Er was iets beverigs over zijn reeds oudachtig wezen en hij keek ons aan met de als 't ware triestig-smekende ogen van de vereenzaamde, die de vreemdeling bij zich zou willen houden... Wij reden heen. Wij stegen een heuvelkam op; en, voor de laatste maal, omkijkende, zagen wij hem daar nog even staan, alleen in 't nietig dorpje, bij het kerkhof en het kerkje, met zijn korf in de hand en zijn vork op de schouder, ons heimweeïg nastarend. En 't was mij droef te moede of ik daar nog de ander zag staan, de eenzame en miskende in het leven, in droeve harmonie met zijn omgeving: één levenslange eenzaamheid, verlatenheid, vergetelheid, met de dood en het graf aan het einde. |
|