Verzameld werk. Deel 6
(1980)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
het zweept mij op, ik haal de auto uit en toer Vlaanderen rond. Het ganse land trilt als 't ware en wemelt van bedrijvigheid. O, wat een afwisseling van leven, van vormen en kleuren! En wat een schoonheid: de schoonheid van de gezonde, noeste, landelijke arbeid! Hier is men nog bezig aan de vrolijke vlasoogst, met zang en gejuich; daar maait men, ginds pikt men, ginds verder stappen reeds de paarden met de ploeg over het domend land. De molens draaien, de grote mooie bomen staan als prachtschermen op de heuvelkammen tegen 't blauw van de horizonnen; en overal liggen de kerkjes en de dorpjes, wit, groen, roze, omtuild door lovers, waartussen de schelrode daken schitteren in de zon. En steeds talrijker en talrijker komen de blonde korenschoven als het ware uit de grond gerezen. Het zijn als zoveel levenslustige en speelse, blonde boerinnetjes, die voor een feest te zamen scholen, die daar staan te draaien en te dansen in het vlugge rennen van de auto. Maar met het zachte, gouden dalen van de avond schijnen zij heel stil te worden en men krijgt alweer de indruk van ontelbare zedig-ingetogen, grijze nonnetjes, die met gebogen hoofd en vroom over de borst gevouwen handen zich allen rond het witte kerkje scharen, in welks grijze toren 't avond-bede-klokje klept. 't Is vol bekoring en ontroering. Men houdt de auto stil om ze van dichtbij te gaan bekijken. Ja 't zijn net biddende nonnetjes in de roze-en-violette, nevelige schemering. Maar hier en daar is er toch ook een heimelijk koketje onder, dat een rood of blauw bloempje in haar kap heeft gestoken. Men rijdt weer verder, de auto snort en vliegt en 't is alsof ook al die stille nonnetjes eensklaps een dolle rondedans uitvoeren. Men houdt weer stil en stil staan ook de nonnetjes, met vroom gevouwen handen en gebogen hoofden, waarin toch nog hier en daar een luchtig bloemetje blijft schitteren. |
|