28 juli
En steeds meer smelten weg de schone gouden velden en steeds talrijker staan 's avonds de saamgebonden schoofjes in elkaar gestrengeld op het dorre land. Eerst 's avonds als de vermoeide maaiers met hun pikken op de schouders in de heldere glorie van het westergloeien huiswaarts keren, merkt men welk een reuzentaak zij overdag hebben volbracht. En vanavond schijnt 't armoedig, eenzaam lichtje in 't armoedig, eenzaam huisje niet een dodenakker, maar een paradijs vol schatten te bewaken.