liefjes, hand in hand, in blijde stemming langs de blonde, rijke korenvelden; zij vulden herbergen en danstenten; zij keken even met verstrooide blikken naar de gedenksteen in de gevel van het huis en luisterden een ogenblik met gapende monden naar de redevoeringen van de heren die voor de plechtigheid uit de stad overgekomen waren; en toen zij genoeg geluisterd en gekeken en gegeten en gedronken en gefuifd hadden, trokken zij arm in arm terug langs de weelderige velden in 't goud van de avond; en waar zij onderweg nog even pleisterden vertelden zij plezierig van de drukke menigte die daar was, en van de erepoort en vlaggende huizen, van de muziek en het dansen, en van de ontelbare dames en heren, die per luxerijtuig en automobiel uit de stad aangekomen waren. Waarom ook niet? Zij kwamen naar een huldiging die een feest zou zijn en niet om te huldigen. En zoals zij daar kwamen en waren vormden zij kleurig-bonte en pittoreske groepen, die op zichzelf een genot en een hulde zouden geweest zijn voor de schilder, had hij het kunnen zien: een hulde, vrolijker, verrassender, bekoorlijker en levendiger, dan de dode steen die nu onder conventionele discoursen in het gevelhuis vastgelegd werd.
Een gedenksteen!... Ik denk aan een gedenksteen!... Misschien wordt later ook voor mij een gedenksteen bevestigd in het huis waar ik geboren ben. Ik denk er aan met stille glimlach, en, als dat ooit gebeurt, dan hoop ik dat het plaats zal hebben op een mooie zomerdag en dat de liefjes hand in hand langs gouden korenvelden naar mijn dorpje zullen komen, dat zij vrolijk zullen feesten en dansen en elkaar omhelzen in de zoete stilte van de schone, zachte zomeravond, en dat ze zich helemaal niet zullen bekommeren om wie ik geweest ben of wat ik gedaan heb.