Verzameld werk. Deel 6
(1980)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
sen van rode, blauwe en witte veldbloemen saamgevlochten door hun warrelige haren. 't Is als de blijde warmte van de zon, die straalt uit hun heldere ogen. Hun kopjes schijnen gans te glunderen en als 't ware te bloeien van vreugd en zij letten niet op hun vuile, blote voetjes, die nog hier en daar door 't vieze slijk van de modderplassen baggeren. 't Is eensklaps weer zomer, volop zomer! Die kleine kinderen voelen de zomer, zoals de natuurbeestjes het voelen. Wanneer zij hun blonde hoofdjes met kransen van veldbloemen en korenaren tooien, dan is het alsof een zeker instinkt hen daartoe aandrijft. Het is een natuurpoëzie, die als vanzelf uit hen opbloeit. |
|