Verzameld werk. Deel 6
(1980)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Ginds verre staan ze, de maaiers, in de lage weilanden rondom de heuvel, al vanaf de bijna nog nachtvroege ochtend, ginds verre, ginds verder nog, te allen kante; en de ganse lange, brandend-hete dag bijten de scherpe zeisen in de zachte halmen, die zich golvend-wijd uitstrekken als een grijsgroene zee, waardoor de rijpe, wilde zuring in lange strepen van bruin-rode-en-gemskleurige deining schijnt te vloeien. De maaiers staan daar midden in als dwergen die een reuzenwerk verrichten. 't Zijn nauwelijks stipjes in die wijde ruimte; maar steeds gaan ze verder en verder en als de rode avond over 't weiland neerstrijkt, schijnen zij eensklaps groter en sterker en talrijker geworden, eindelijk zegevierend over hun enorme taak, terwijl de ganse vlakte daar nu ligt als een slagveld, overgoten met kleur van vuur en bloed. |
|