Verzameld werk. Deel 6
(1980)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
storm, met zwiepende en striemende slagvlagen, uit een effen-loodgrijze lucht. Mijn molenaar heeft zijn molen niet durven aankleden en het naakt, oud, grijs geraamte staat gans te trillen en te beven en de wilde stormlucht als 't ware nijdig aan te grijnzen. Ja, hij lijkt vertoornd, mijn oude, eerbiedwaardige molen. Hij schijnt verwoed te brommen; ‘waarom al dat nutteloos geweld, waar niemand iets aan heeft en dat mij toch niet deren kan.’ En de vinnige strijd duurt voort, de ganse, lange, ellendige dag, tot de storm, eindelijk uitgewoed, machteloos gaat liggen en mijn oude molen, met een soort van kalm-trotse minachting, peinzend zijn grijze hoofd tot de in de donkerblauwe hemel ontluikende sterren verheft. |
|