4 juni
Dat vooruitzicht heeft mij aangemoedigd om nog eens een bezoek te brengen aan die grote, internationale tentoonstelling, die de mensen daar, in de drukke industriestad, hebben opgericht.
Is het omdat ik dat alles heb zien opbouwen in hout, in pleister en karton, dat ik het nu maar niet als echt en ernstig kan beschouwen? Ik kijk als 't ware dwars door al dat uiterlijk-monumentale heen en voel er al de ijle oppervlakkigheid en vergankelijkheid van. 't Is alles klatergoud, bedrog en ogenverblinding. 't Lijkt alles voos en doelloos en nutteloos. Het echtste nog is het kermis-achtig gedeelte en ik moest toch wel even grinniken van pret voor een bruine kerel die zich bij een danse-du-ventre-tent hees schreeuwde: ‘Entrez, mesdames, entrez, messieurs! Vous allez voir les merveilleuses danses orientales, exécutées par les favorites du sultan Abd-ul-Hamid!’
Wat is dat alles aardig en verrukkelijk; en wat leven we toch in een heerlijke tijd! Vroeger zou men voor geen miljoenen een van die vrouwen ook maar even mogen zien! En nu? Voor slechts enkele stuivers zal men ze niet alleen van dichtbij mogen aanschouwen; maar zij zullen hun meest bedwelmende en prikkelende dansen uitvoeren, zoals zij destijds