3 juni
Ik lees mijn kranten. En mijn kranten zijn vol van een geweldige en overweldigende gebeurtenis, die gisteren is voorgevallen in de grote stad, die niet zo heel verre van het liefelijk oord van mijn schone eenzaamheid is, en waar de mensen met veel drukte en lawaai een kolossale wereldtentoonstelling hebben opgericht.
Twee boksers-kampioenen hebben daar tegen elkaar gevochten; een is half-dood op de grond blijven liggen, en de overwinnaar is triomfantelijk op de schouders weggedragen, en de dames hebben hysterisch van ontroering gehuild. De jonge overwinnaar is ineens de grote glorie en de grote trots geworden van het land waartoe hij behoort.
Wat zijn we goed op weg om te komen waar we logisch wezen moeten! Onze kunst is operette en cinematograaf geworden, onze lectuur is Sherlock Holmes; en sport zonder bloedtapperij is voor ons geen sport meer.
Bloed! Dát willen we zien; dát willen we ruiken! Daar smullen we van! Maar laten we nu toch vooral niet laf worden en halverwege blijven staan. Laten we flink zijn, logisch voortgaan tot het einde! Er ligt nog zulk een schone, rijke toekomst voor ons in 't verschiet! Wij kunnen en moeten de Romeinen van het Keizerrijk overtroeven. Met onze geperfectioneerde wapens moeten we nu eens een echte oorlog ten tonele voeren. Echte soldaten, gewapend met echte geweren en scherpe