30 mei
Het koren bloeit! Dit is de grote gebeurtenis van de dag. Mijn molenaar komt het mij glimlachend zeggen en hij is verrukt omdat de bloei van 't koren zulk een prachtig weer treft. 't Is immers weelde of armoede, een rijke of een arme oogst! Hij glimlacht gelukstralend en zijn heldere blik overziet de ganse schone rijkheid van het bloeiend koren. Hij ziet niets dan een stofwolk, een soort van dunne, blonde rook wijd en breed over de verten. Dit is het bloeiend stuifmeel, dat door de wind alom wordt rondgedragen. Gelukkig dat er ook een beetje wind is; juist genoeg en niet te veel; precies wat nodig is voor de bevruchting: het uitverkoren, ideale weer voor 't bloeiend koren!
Ik staar naast hem, vanboven op de heuvel en voel iets van zijn geestdrift in mij doordringen. Er is een groots en machtig ritme in het eenvoudig tafereel. Het koren, dat dagen lang strak-roerloos als een stugge muur van ondoordringbaarheid