saamgevouwen handen. Mannen met witte broeken en rode sjerpen droegen dat baldakijn en eerbiedig, blootshoofds, volgden de kasteelheren, de dorpsnotabelen en een groot deel van de bevolking. De klokken luidden op het kerktorentje en plechtige lofzangen stegen ten hemel op.
Het was een mooi gezicht vol kleur en poëzie van op de Molenheuvel. De stoet kronkelde zacht mee met de kalme kronkelingen van de rivier en tussen de hoge korenvelden was 't als een lange, bonte sleep van langzaam bewegende bloemen. Het Lievevrouwebeeld, met het Kindje op de arm, scheen zoet-gestreeld die weelde te bewonderen en het beeld van de heilige, met uitgestrekte arm, scheen de streek te zegenen.