Verzameld werk. Deel 6
(1980)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
Wonder stil en zoet liggen ze daarin te slapen. Met pootjes en voelhoorntjes weggekrompen onder 't lijfje, doen ze denken aan ongeboren kindertjes in 't lichaam van de moeder. Haalt men ze daar vandaan, dan blijven ze eerst een gehele poos absoluut roerloos op de rug liggen, als dood. Eindelijk beginnen de fijne pootjes te kriewelen, de voelhoorntjes te tasten en te zoeken en blijkbaar pogen de beestjes overeind te komen. Gelukt dat niet, dan strekken ze allergrappigst hun fijn lichaampje, net acrobaten, die zich zonder behulp van de armen, met hoofd en voeten willen overeind zetten: men hoort het nekje knappen, alsof het brak, maar overeind zijn ze en 't ogenblik daarna spreiden hun vlerkjes zich open en vliegen ze weg. In bijna alle open kelkjes van de lelietjes-van-dalen zitten zulke beestjes. Ik haal er een aantal uit weg en merk met een kenteken de plaats.
Zes uur 's avonds. In ieder geurig kelkje van de lelietjes-van-dalen zit weer, wonder stil en zoet, met weggetrokken voelhoorntjes en weggekrompen pootjes, een klein, bruin kevertje te slapen. |
|