19 april
Spoorreis en terugkomst op de Molenberg. Noodweer. De wind loeit vervaarlijk en de ganse hemel en het ganse land smelten weg onder één grijze, zwiepend-natte sluier. De oude molen werkt niet. Als met een brommig-stug gezicht staat hij naar die woeste strijd van de elementen te kijken. Zijn grijze, naakt-geraamte-wieken druipen van de regen en geheel zijn oude karkas schudt en trilt, alsof hij koorts heeft.
Soms houdt de regen op en luwt even de wind. En plotseling schijnt alles te herleven. Het ganse bos glinstert dan heldergroen en de vogeltjes kwelen. Is 't over? Komt straks de zon en zal alles weer gaan tintelleven? Illusie. Ginds verre, uit 't zuidwesten, komen alweer de grijze massa's aan, alles taant weg, de vogels zwijgen en nog eens zwiept het in vervaarlijk windgeloei: één grijze, natte wegsmelting van alles!
Hoog op zijn heuvel staat het eenzaam huisje in de storm en het is er als een warm gezellig nestje van veiligheid in de brullenden chaos van de vijandelijke elementen.
Laten we nu maar gaan lezen, peinzen, werken.