13 april
De diep-gebogen takke-kopjes hebben zich weer opgericht, maar een grote droefheid blijft alom over de dingen hangen. Wat staat het lelijk en triestig die wegsmeltende, als 't ware wegrottende sneeuw over dat fris en jeugdig groen! En wat bezielt toch de wrede, geheimzinnige natuur om eerst alles zo teer en liefelijk en weelderig te laten ontbloeien en het dan plotseling onder logge vrachten ijs en sneeuw ter dood te knakken? Van al de geurig-bloeiende boomgaarden die als reuzentuilen hun schitterende kruinen in zon en blauwe lucht ten hemel reikten, is niets meer over dan een kleur-en-fleurloos grijze massa. Er zullen dit jaar bijna geen kersen, geen pruimen en geen peren zijn.