29 maart
Ik denk nog even weer aan die goedige, oude pastoor. Hij was een braaf mens, maar wel streng in zijn kerk. De boeren durfden anders heel wat grapjes met hem uithalen, omdat zij hem zo'n beetje voor 'n ‘goeie sul’ hielden. Soms had hij ook wel last met zijn geheugen, dat hem op ongeschikte ogenblikken in de steek kon laten.
Zo herinner ik mij het begin van een van zijn preken:
‘Beminde parochianen.’
‘De heilige Hiëronymus die zei’...
Meneer de pastoor bleef even steken, fronste de wenkbrauwen, keek starend vóór zich uit en herbegon:
‘De heilige Hiëronymus die zei’...
En voor de tweede maal bleef meneer de pastoor hopeloos steken.
Toen hij 't voor de derde maal herhaalde en weer bleef steken, stond boerke Van Doale, die zich dikwijls in 't gewone leven grapjes met meneer de pastoor veroorloofde, midden in de kerk van zijn stoel half overeind en vroeg:
‘Wat zeid'-hij, menier de páster?’
Er ging als een schrik door de doodstille kerk. Meneer de pastoor leunde strak voorover, zag boerke staan, maakte plechtig het kruisteken terwijl hij zei: ‘in de naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes, amen’... en daalde van de preekstoel.