22 maart
De lijstertjes wisten 't al lang, dat de lente in aantocht was. Sinds weken hebben ze 't alom vanuit de hoge, naakte bomen rondgeschald. Vandaag jubelen ze 't opnieuw, al is de lucht ook effen grijs en winterachtig.
De lijstertjes hebben gelijk. Tegen de avond zakt de wind en in het westen openen zich plechtig weer de grote gouden en azuren hemelpoorten.
Een merel vliegt naar 't allerhoogste twijgje van een populier en begint daar rustig zijn eentonig lied te zingen. Zwart als een vlokje roet zit hij boven 't naakt gewirwar van de takken. Hij schijnt vandaar uit wonderen te zien, die wij niet kunnen ontwaren en vertelt daarvan, met zijn rustig-monotone, zangerig-schorre stem.
O, die lang, lang-aangehouden jubelzangen van de vogels in het vroeg, nog gure najaar! Wat zijn ze vol vertrouwen en beloften, vol heerlijke beloften van al de lange, schone dagen die nog moeten komen!
Zacht taant de stille, gouden avond door de diepe, blauwe hemelpoorten, tussen de logge, grijze, uitgekanteelde wolkenmuren. En het ruikt zoet alom naar kiemend groen en nattig mos en vruchtbare teelaarde...