21 maart
Heden is een nieuwe lente dus alweer geboren. Vanuit 't oneindige komen de jaargetijden aan; tot in 't oneindige zullen ze waarschijnlijk blijven duren. De hemel is bewolkt, maar af en toe breekt er de zon doorheen, en die is warm, en grote vlakken ontbloten zich, als wijde open poorten van azuur.
Om drie uur ben ik uitgegaan. Veel jonge heestertjes stonden al liefelijk lichtgroen, strak, als kleine, pas ontwaakte kinderen, in groene kanten hemdjes. Zij schenen stil te jubelen en te glimlachen. In 't jeugdig-malse gras bloeiden reeds gele narcissen en 't waren als brandende en lichtende kaarsjes vóór de blote voetjes van de schrale, tengergroene kinderboompjes. Al het overige was dood en dof en bruin nog.
Toen heeft één enkele, harde donderslag geknald. Dat hoort zo, als bij een lang verwacht en heel mooi schouwspel, dat eindelijk gaat beginnen.
De nieuwe, jonge lente is geboren.