drongen zitten. Als hij de dag voelt komen, vaag zichtbaar aan een bleke lichtkring in de haardstee, knijpt hij zijn ogen dicht en valt in slaap.
Uren en uren blijft hij slapen. Hij ontwaakt eerst nadat de bleke lichtkring uit de haard verdwenen is.
Dan vliegt hij weer naar de schoorsteen en poogt nogmaals te ontsnappen. Het gaat niet. Zijn te brede vlerken stoten telkens tegen de enge wanden aan. Drijvend kon hij naar beneden komen, vliegend kan hij uit het gat niet opstijgen. Hij slaakt een gil als een noodkreet, en gaat op een van de hoge eiken kasten zitten, vlak tegenover 't portret van de oude baron.
Zijn ogen staan erop gevestigd, halsstarrig, schitterend, met boze starheid. Zij schijnen het oude gezicht te willen fascineren, en zelf erdoor gefascineerd te willen worden. En plotseling vliegt hij erop af, met schrille gil en woeste vleugelslagen. Hij bonst op de tafel terug, de oogappels zwart.
Hij blaast, strekt zijn klauwen uit, vliegt weer op het schilderij af, en slaat en hakt er in, met klauwen en met snavel. Een lap blijft hem tussen de poten hangen, en hij scheurt hem van een als een levende prooi, zoekend het lauwe bloed en het lillende vlees, onder het ruige linnen en de ranse verf...
Terwijl hij op het punt is voor de derde maal met toenemende woede tegen het doek aan te vliegen, doet een vaag geluid in de schoorsteen hem plotseling de kop omwenden. Een fladderend pak stort in de haardstee neer, een roetwolk opjagend, en 't ogenblik daarna dwarrelt een tweede uil verwilderd door de ruime, donkere zaal.
Roerloos op een van de hoge kasten teruggetrokken, volgt de eerste uil met starre ogen 't wilde heen-en-weer-gefladder van de onverwachte bezoeker. Als deze zich eindelijk op de tweede kast laat neervallen en hem op zijn beurt met ronde starre ogen aankijkt, herkent de eerste uil in de indringeling zijn wijfje.
Zij ook herkent hem, en, met een lang getjilp van vreugde, komt ze naar hem, die ze zoekt, gevlogen. Maar sidderend trekt hij zich achteruit. En plotseling vliegt hij woest schreeuwend op haar af als op een prooi, en klauwt haar ogen uit, en scheurt haar keel en ingewanden open, en drinkt haar