| |
| |
| |
| |
| |
I
Toen meneer Verpoest destijds het eigendom van zijn oom - ook koopman in kolen - een tamelijk groot terrein buiten de Antwerpse poort geërfd had, kreeg hij algauw het inzicht de oude kateilen te doen slopen, om er in de plaats een huis voor eigen gebruik te laten bouwen.
Zijn vrouw ook was ingenomen met het plan en wilde nog meer: namelijk de grond van de voormalige koetspoort benuttigen om er een huurhuis te stellen, en de koolmagazijnen van eertijds in de stad te behouden, liever dan die ‘vuiligheid’ daar op de koer te hebben.
Mijnheer was er bepaald tegen: veel beter alles dicht bij de deur, vond hij. De kotterijen waren er op de achterkant, waarom die ook afbreken?
Neen: madame wilde een hoveken met een rots, een klein vijvertje met rode visjes, en een spiegelbal, die de trekken van de daarin kijkenden tot karikatuur misvormde.
- De katte zulle de visselkes pakke, waarschuwde Verpoest.
- We zullen er nen ijzerdroad over spanne.
- 't Zal er hem lief uitzien! spotte hij.
En dan het huurhuis:
- Woarom 'n huurhuis?
- Hawèl, om er geld uit te trekke.
- Wa zulde doarin krijge? 'n Onderhouwerigge, anders niet. Alles tevergeefs. Madame stond op haar stuk, mijnheer gaf toe en het huis was er gekomen.
Tot dusver had zijn voorspelling zich bewaarheid in deze zin, dat men gesukkeld had met de bewoners van het huurhuis: vreemdelingen, die zonder betalen op een nacht weg waren; anderen die voortdurend veranderingen eisten en de laatsten, die nogal wat schade hadden aangericht.
Nu stond het huis sinds maanden leeg. Het was een kwelling
| |
| |
voor madame Verpoest: vooreerst het geldverlies, maar misschien het meest nog de bekentenis, dat ze 't mis had gehad tegenover haar man, wiens misprijzende gebaren vroeger, telkens als er van die woonst sprake was, zij zich zeer goed met gekwetste eigenliefde herinnerde.
Van 't ogenblik dat er nu weer een geel plakkaat met de drukletters:
Maison à louer
Huis te huren
achter een van de ruiten hing, met de schriftelijke aanduiding, dat de sleutel in het huis daarnevens berustte, werd men letterlijk bestormd door lieden, die het kwamen zien: een dame, die met een volgeladen blikken korf van de markt kwam; een oude heer, een flaneur, die niets te doen had; juffrouwen op wandel; nieuwsgierige alleen-wonende, bedaagde zusters; een herbergier, kooplieden, immers vele voorbijgangers om de tijd af te korten, of te weten hoe hoog de huurprijs was; ook eigenaren met hetzelfde doel voor 't maken van vergelijkingen met hun eigen leegstaande huizen.
Oprecht ernstige huurders hadden zich nog niet aangemeld, en op een morgen, dat de werkvrouw er nog niet was, en madame Verpoest opgebeld werd door een boerin met een botermand, die ook het huis wenste te zien, maakte ze zich bijna boos:
- Mijne vriend, ge'n zoedt er gij toch nie in kome weune, 'k zie 't aan u pluime, zei ze, en ze duwde de deur toe voor de beteuterd kijkende indringelinge.
- 'n Permissie van den notoaris, anders nie mier als mee 'n permissie van den notoaris, zei Julien op een misnoegde toon van verwijt.
De raad was goed en sedert kwamen enkel nog degenen, die bepaald op het huren belust schenen.
Talrijk waren ze echter niet.
Het was zonderling, het was toch een mooi, hoog huis met een gewone deur en een brede vénitienne, alles nieuw, alles flink gebouwd...
Zou het een van die huizen blijken, waarop een heimelijke
| |
| |
vloek schijnt te drukken en die, na kort bewonen, telkens weer leegstaan?
Madame Verpoest begon er ernstig voor te vrezen.
Op een voormiddag werd er aangebeld, terwijl de werkvrouw om een boodschap was. Ook Paulke was met haar moeder uit.
Marina zat aan de piano.
- Dat es embêtant, pruttelde zij, haar spel stakend. - Wil ik ze moar loate stoan? 't Zijn zeker rondlupers.
Terwijl ze nog aarzelde, ging de schel luider over.
- 't Zal tóch ne kalant zijn, dacht ze, en ze liep de trapjes op naar de voordeur.
Daar stonden twee personen, een oud dametje en een officier van misschien vooraan in de dertig. Klein, mager, lelijk, had zij een grote, ietwat over de mond hangende neus, een lange kin, die naar beneden in een plat driehoekje uitliep en een grauwachtige gelaatskleur; maar de kleine oogjes keken mild en de glimlach op het mondje met de regelmatige, valse tanden was zoet.
De officier - wellicht haar zoon - geleek op haar: zijn neus ook was te groot voor zijn klein aangezicht. Hij hield zich heel fiks, maar gelukte er toch nauwelijks in zijn schrale gestalte tot de middelmaat te brengen. Hij groette met de hand schuin aan zijn kepi. Deze droeg twee horizontale gouden bandjes en twee die rechtop stonden.
- Mademoiselle, zei het dametje, met een intonatie, die dadelijk de Franssprekende van geboorte, buiten 't Vlaamse land wonend, verried, - nous voudrions voir la maison d'à côté.
De jongeman keek het meisje onafgewend aan.
- Madame, il faut un permis du notaire, n'est-ce pas.
- Voici, zei 't dametje en ze haalde een papier uit een handtasje, dat Marina nu eerst opmerkte.
't Leek ernst ditmaal; toch was Marina nog wantrouwend en zelfs ongewillig, in haar drang naar de piano:
- M'man n'est pas à la maison et moi je n' m'attire pas de cela, zei ze.
Het dametje keek haar vragend aan.
- Pouvons-nous vous demander la clef?
| |
| |
- La clef, herhaalde Marina, - ah, moi je 'n sais pas où elle est, n'est-ce pas.
- C'est contrariant. A quelle heure pouvons-nous revenir, mademoiselle? vroeg nu de officier, na een poos van gezamenlijke besluiteloosheid.
Zij zon eens na, steeds met de deur in de hand:
- Ah, moi je pense comme ça quart avant deux heures.
- Bien, zei hij.
- Quand? vroeg de moeder, die niet begrepen had.
- A deux heures moins le quart, gaf hij bescheid, en Marina hoorde hem nog zeggen - aarzelend welke kant ze zouden gaan: - nous irons déjeuner d'abord au Rocher de Cancale.
- Doarveure moede ne kop op hên! in ploatse van mee ulder in 't huis mee te goan, als 't er treffelijk volk uitzag! verweet haar, thuiskomend, madame Verpoest, toen zij hoorde wie er geweest waren. - Wie weet of da we ze nog were krijge.
- En mijn piano, m'ma. 'k Moest ik toch mijn lesse liere. C'est vrai aussi, toujours des reproches comme ça. En ze begon te schreien.
Lichtgeraakt was ze, Marina.
Klokslag twee belden de vreemdelingen weer aan.
- Quelle jolie fille, zei de Waalse dame, in het tussenverloop van het opengaan der deur, zich voorzeker Marina herinnerend.
- Elle n'est pas mal, antwoordde de zoon; maar zijn toon getuigde van meer bewondering dan zijn instemming aanduidde.
Al spoedig kwam madame Verpoest bij hen, die in het spreekkamertje wachtten.
- Nous désirons voir votre maison qui est à louer, madame. Madame Verpoest, vreugde uitstralend, nam beiden met aandacht op.
- Da ziet er mij goe volk uit, dacht ze bij zichzelf. Ook was ze heel voorkomend:
- Très bien, madame, mais mettez-vous seulement avant, un moment, si vous êtes fatiguée.
- Merci, nous sommes au contraire un peu pressés, nous avons d'autres courses à faire.
| |
| |
In de gang tredend, de kamerdeur op een kier latend, riep madame Verpoest:
- Marina, apportez une fois la clef de la maison vide, elle pend à un clou après la porte de la salle à manger.
De jongeman duwde de kamerdeur een ziertje wijder open, en zag gretig toe. Maar hij kon niets ontwaren dan een zwarte crêpe-manchette en een mooie, mollige, blanke hand, die in een dikke, rode, met rouwnagels, de sleutel afgaf.
Marina was reeds verdwenen, toen de twee vreemdelingen opstonden:
- Eh bien, je vais vous la montrer du haut en bas. Il ne faut pas acheter des chats dans des sacs, n'est-ce pas, madame?
De moeder beziet haar zoon.
Deze haalt nauw merkbaar de schouders op en schudt licht het hoofd, doch dra de volksspreuk begrijpend:
- Chat en poche, fluistert hij.
Madame Verpoest, heel haastig, heel bruusk, het broze vrouwtje bijna omverijlend, leidt hen naar de straat:
- Allons, si vous vouleiz.
Alle drie komen buiten.
- Ce n'est pas loin courir, n'est-ce pas? zegt madame Verpoest, zich minzaam glimlachend omwendend, terwijl zij het slot van het buurhuis opent.
Stof ligt in de gang aangewaaid, de cementtegels zijn droogvuil, de muren zijn besmeurd en de kalk is hier en daar afgeschilferd.
- Il ne faut pas regarder trop étroit, waarschuwt de eigenaarster, - parce qu'une maison qui n'est pas habitée, n'est-ce pas?... Et avec ces voitures et ces charrettes et tous ces chariots à la rue, et de la poussière qu'il fait!...
Zij kijken rond, ietwat teleurgesteld in het onooglijk, wat te smal gangetje.
Madame Verpoest bemerkt het:
- On a toujours pour son argent, meent ze oordeelkundig.
- Vous n'êtes plus des plus jeunes, aldus beveelt ze goedinhalerig haar huis aan, - et i n'y a pas de cuisine cave, tout à pied plat; et je ferai tout peindre et tapisser nouveau. Je ne regarde pas à un franc pour avoir des gens pas crapuleux.
Men gaat in de keuken en in 't schotelhuis waar de pomp- | |
| |
steen staat.
Madame Verpoest ontsluit een achterdeur met bezoedelde ruiten: ze zien een klein tuintje vol onkruid, door lage muurtjes omgeven:
- Un joli jardin, n'est-ce pas?
De huurders schijnen weinig overtuigd, raadplegen elkander met het oog.
- L'avantage, c'est qu'i n'y a pas de grands murs sur ce derrière.
De moeder en de zoon wisselen een paar woorden, stil.
- Est-on bien en sécurité ici? Il n'y a pas de volets à la porte vitrée et, à moins que je ne me trompe, il y a de l'autre côté un terrain vague, zegt de jonge officier.
- Ouais, mais on n'entend jamais de rien. Y a encore beaucoup de passage par là, savez-vous, des ouvriers et tout. On y verse des scarbildes et les enfants sont toujours dessus, pour chercher les gros morceaux.
- Il n'y a pas de cabinet? vraagt het dametje.
- Ah, si, madame, comment vouleiz-vous faire sans! zegt madame Verpoest met een wijsheidsglimlach; - un en bas et un en haut, tout en dedans et sans odeur.
- Je veux dire un petit parloir.
- O non ça, madame, quand on ne veut pas mettre beaucoup d'argent, on l'a pas comme on veut.
- C'est évident, zegt de jongeman ietwat ongeduldig.
- Pour ce qui est des fenêtres et tout, on peut y faire faire des blaffetures, si vous avez peur, belooft madame Verpoest, bevreesd voor huurders-ontsnapping.
De suite is veel groter dan het huis, uiterlijk bekeken, laat vermoeden, hoog van plafond, helder ook, met brede, Venetiaanse ramen aan de achterkant en de voorkant en mooie witmarmeren schoorstenen.
Het papier is vuil, hangt gescheurd af, waar meubels hebben gestaan.
De eigenares, steeds haar prooi in 't oog houdend, volgt met onrust hun zwijgend-geringschattend onderzoek.
- Ouais, ouais, on sait bien, n'est-ce pas, après un démenagement. Et puis, sales qu'ils étaient, négligents qu'ils étaient, les autres! Et avec ça pas bons payeurs. Toujours devoir at- | |
| |
tendre pour son argent, courir après. Nous ne devons pas y regarder, Dieu merci, mais c'est égal, chacua aime avoir le sien, n'est-ce pas, madame?
- Vous dites, madame? vraagt het vreemd dametje.
- Un peu sourde, peut-être? zegt madame Verpoest, vergoelijkend; - ouais, ouais, on n'améliore pas en vieillissant, je sais aussi en parler, bien que je suis encore jeune pour autant. Cinquante huit, moi.
- On ne le dirait pas.
- Il disent que je regarde seulement comme une de quarante.
- Laissez donc cette bavarde, fluistert de zoon, terwijl madame Verpoest impulsief, lomp als een rund, naar een over de vensterrand vluchtende spinnekop loopt, die ze onder haar uitgetrokken pantoffel plet.
- Mais la cave, n'y a-t-il jamais d'eau dans la cave? Le terrain paraît assez humide ici?
Gelukkig, dat het water weggetrokken is, het heeft er tamelijk hoog gestaan, een maand geleden!
- De l'eau? mais non, je n'en ai jamais entendu parler, jokt onbeschroomd madame Verpoest.
De schoen is weer aan de voet; een vinger als hoorn dienstdoend, het roodwordend gelaat er naartoe neergebukt bij 't uitspreken van de leugen.
- Vouleiz-vous voir le haut? Y a deux stations et l'escalier est commode.
- Comment? Je n'ai pas compris, vraagt de moeder.
- Madame veut dire deux étages, helpt de zoon.
- Ouais, deux étalages, zegt madame Verpoest hem na.
- Va seul, verzoekt de bedaagde dame, terwijl de jongeling reeds, twee treden tegelijk opspringend, naar boven snelt.
- Moi je ne monte pas avec, je suis de suite prise à mon haleine, verklaart madame Verpoest met de vinger haar keel aanduidend. - Vous n'êtes pas très rapide aussi, je pense, vous avez du rhumatis, sans doute? voegt zij er vragend aan toe.
- C'est la fatigue plutôt, luidt het ietwat moedeloos antwoord.
- Vous veneiz peut-être de loin?
- De Tournai.
| |
| |
- C'est déjà toute une trotte en chemin de fer.
- Assurément.
- Vous êtes veuve?
- Oui, madame, depuis deux mois.
- Je l'ai pensé, parce que vous êtes dans le deuill. Je suis aussi dans le deuill pour mon brave mari, met een zucht; maar de nieuwsgierigheid de bovenhand nemend over de mededelingslust:
- Qu'est-ce que monsieur faisait, sans curiosité?
- Il était professeur à l'Athénée, professeur pensionné à sa mort. Mon fils, que vous venez de voir, est officier, lieutenant au premier de ligne ici. Puis, j'ai une fille, son aînée de dix ans.
- Moi j'ai quatre-s enfants. Mon plus aîné est dans le commerce comme son feu brave père. Nous faisons dans les charbons, et excellents et pas chers: le second écrivait sur un bureau, main'nant aussi dans les affaires, et alors encore deux fill.
- Une belle familie, is het antwoord.
De jongeman komt beneden.
- Au fait, madame, à combien la maison? Quelles sont les conditions?
- Est-ce que c'est avec un baill?
- Oui, madame, pour autant, comme je suis dans l'armée...
- Ah, ouais, ils sont quelquefois déplacés, n'est-ce pas? Eh bien, louer sans baill, moi je n' suis pas là contre, mais beaucoup ne sont pas pour. Ils disent comme ça pour leur raison que c'est alors toujours recommencer.
De moeder beziet ondervragend haar zoon, die antwoordt:
- Il s'agit d'un cas particulier ici, madame.
- C'est vrai aussi, et rester assis avec sa maison n'est pas aussi agréable.
- Quelles sont les conditions? vraagt hij nogmaals, - avec bail pour trois, six ou neuf ans, et faculté de résiliation en cas de déplacement, option au preneur?
- Eh bien, monsieur, parce que ce sont vous, cinquante-cinq par mois.
- Six cent soixante francs par an, rekent zijn brein vlug uit.
- La situation n'est pas belle, merkt hij nog even op, hoewel
| |
| |
heimelijk reeds besloten het akkoord aan te nemen en op zijn moeders aangezicht ook instemming lezend.
- Mais, monsieur, is het verontwaardigd antwoord, - je 'n suis pas de votre pensée; voyez une fois: bonne eau, gaz, une rue de porte et tant de passage, ces gens de la campagne et tout. Le mardi et le vendredi matin tout ce voiturage de ceux qui vont au marché et ça depuis deux heures et demie du matin.
- Cela est plutôt un inconvenient pour ceux qui aiment à dormir, glimlacht hij.
- C'est fort à l'écart, werpt de moeder op.
- Si une maison comme celle-ci, zegt de aanpredikster, met eigenaarsliefde rondkijkend en met de handen in de ruimte rondwijzend, - serait au milieu de la ville, elle valerait neuf cent ou meill.
- Oh, vous exagérez, madame, permettez-moi de vous le faire observer, je suis également au courant des prix de loyer, il y a des années que j'habite Gand, antwoordt hij mild, enigszins zich buigend.
- Le jour d'aujourd'hui, qu'est-ce qui n'augmente pas? J'en sais parler avec, beweert ze, met de handen op de heupen.
Het huis zal gehuurd worden.
Men bespreekt nog het een en het ander.
- Vous pouvez vous-mêmes choisir le papier, zegt madame Verpoest, heel inschikkelijk; - entreiz encore chez moi, je ferai venir des rolles. En, haar deur ontsluitend, roept ze, op schelgillende, schrikaanjagende toon naar binnen:
- Palmeire!
De meid verschijnt.
- Luup ne kier noar den behanger, dat hij seffens 'n rolle papier of tiene meegeeft, azu van de twintig tot de vijfentwintig centimen. En schud het luud uit u kloefe, da ge doar gauwe were zijt.
Het bestelde wordt weldra aangebracht.
- Teneiz, preneiz ce que vous vouleiz, l'un coûte comme de juste plus que l'autre, mais ça ne pique pas là-dessus pour nous, zegt madame Verpoest, grootmoedig de hand uitstrekkend.
De keus is na wikken en aarzelen eindelijk gedaan.
- Mon fils Florimond, qui est appris comme un avocat, écrira
| |
| |
le baill, mais je ne sais pas qui de vous est louageur.
- C'est moi, madame, zegt de officier.
- Il parlera sur vous, le baill, mais je dois tout de même savoir votre nom.
- Médard.
- Bien, mais ça n'est que votre nom de devant, je dois aussi avoir votre nom de derrière.
De twee Walen zien elkander vragend aan. Eindelijk begrijpend, zegt de zoon:
- Médard est mon nom de familie, mon prénom est Tiburce.
- Pour un drôle de nom, c'est un drôle de nom, meent madame Verpoest.
- Tiburce Médard, lieutenant au 1er de ligne. Entrée en jouissance de la maison le 1er du mois prochain.
Hij schrijft iets met potlood op een visitekaartje:
- Voici, madame, mon adresse à Gand; en hij reikt het haar over:
- Au revoir, madame.
- Al voir, madame, al voir, mossieur, is het vriendelijk antwoord.
De huurders, vermoeid door de besprekingen en een hele dag rondzoeken, komen buiten met een gevoel van verkwikking eindelijk iets naar hun gading te hebben gevonden.
Hun tred is lichter, hun stemmen zijn opgewekt:
- J'espère qu'Aurore aussi sera satisfaite, zegt de moeder.
- Comment donc! C'est une vraie trouvaille pour ce prix.
- Il y a autre chose, Tiburce; tu m'avais fait peur. J'avais quelque appréhension pour aller demeurer dans une ville où l'on parle une langue que je ne connais pas. Mais je suis tout étonnée: le flamand ne diffère pas aussi essentiellement du français que je ne le croyais. Figure-toi! J'ai presque tout compris, en devinant le reste, naturellement.
De zoon proest het uit van 't lachen:
- Mais, ma chère, es-tu naïve! Cette bonne dame a parlé français tout le temps.
- Pas possible, zegt de moeder, hem met twijfel aanziend, stil blijvende staan: - Voyons, tu plaisantes!
- Non, mère, parole d'honneur.
- Ah bah! antwoordt ze, terwijl ze samen voortgaan.
|
|