de warme, zachte sjaal aan, waarmee zij was aangekomen.
De portieres klopte op een kamerdeur achter de trap en juffrouw Constance verscheen, deze openend.
- Ja, kind, kom hier, en Euzeke mocht een paar stappen doen in het bureel met de grote, ontzagwekkende bureau-ministre.
Daar zat juffrouw Agatha - die nog draalde met haar heengaan uit het gesticht - aan een tafeltje, zeer zwaar ingeduffeld, ondanks de hete lucht, met een capeline op het hoofd. Het dik hondje met de grijze balogen en de rechtopstaande oortjes, waarvan het tipje spits in driehoek neerviel, lag vóór haar op een kussentje, in zijn ronde, witte, tenen mand.
Haar bedreven hand, rimpelig, met de korte, spatelvormige nagels, noeste werkkracht aanduidend, streelde het op de rug. Het roerde niet.
Zij keek op, vorsend, met het blauwe staal van haar ogen naar de vertrekkende, doch sprak geen woord.
Juffrouw Constance reikte het meisje een pakje met het overige van het luiergoed, en stak haar een vijffrankstuk in de palm, terwijl ze, de kamerdeur achter zich dichttrekkend, Euzeke door de hal leidde.
- Danke, danke, ieffer Constance, stotterde Euzeke, - ge zijt toch zu broave, Onze lieven Hiere zal 't u vergelden.
- Zorg goed voor uw kindje, zei de onderbestuurster, - het is gezond en sterk, zie dat ge 't alzo houdt; er sterven er zovele van die hier levenskrachtig uitgedragen worden... En maak geen verdriet. Het kan later nog uw troost en uwe vreugde wezen.
Euzeke, diep ontroerd, vatte haar hand, een fraai gevormde, kloeke hand en, onbekwaam om haar gevoelens uit te spreken, drukte zij er een innige kus op.
Juffrouw Constance voelde er een warme traan over rollen. En zij ook was ontroerd.
Die dankbaarheid bij de arme verlatene, die in de onkunde van het passend woord geen uiting voor haar aandoening vond, deed in juffrouw Constances hart een zoet gevoel ontstaan. Hoe menige vrouw, hoe menig meisje, door haar verpleegd met onberekenende toewijding, verlieten dit huis hier niet zonder één woord van erkentelijkheid, zonder zelfs een