levensleed en 't leed van zijn bedreigde toekomst uit.
- 't Es iene die er wig mee kan, zei de koster met een glimlach, op de kloeke longen van de knaap doelend.
De portieres trok zonder 't kind naar het Stadhuis met een briefje, door juffrouw Constance ondertekend, meldend de geboorte in het Moederhuis van een kind van het mannelijk geslacht: in te schrijven onder de naam: Florimond. De moeder heette Eugenia-Maria van Oost; de vader was onbekend.
Twee getuigen werden in het bureel van de Burgerlijke Stand bijgeroepen, en weldra stond Florimond van Oost op het register der geboorten als inboorling en inwoner van Gent.
Bij zijn terugkomst uit de kapel werd hij door de leerlinge, die er de zorg van op zich had genomen, naar Euzeke gedragen.
Een andere bracht het kind aan van de vrolijke, die in bed nummer drie lag, of beter gezegd er, de voorschriften van voorzichtigheid overtredend, rechtop in zat.
Alle twee uren werden de kinderen voor korte tijd aan de moeders overgeleverd.
Het veertienjarig, half versuft meisje had er geen meer, het hare was dood. Iets waarvan ze zich niet eenmaal rekenschap scheen te geven, althans waar ze geen verdriet in had gemaakt, of enige emotie van had getoond, toen haar het nieuws werd medegedeeld.
Euzeke was reeds geheel opgeknapt en bloosde weer als een kriek. Zij had vroeger altijd zulk een frisse bloesemblos gehad, wat een van haar grootste bekoorlijkheden uitmaakte. Zij keek haar zoontje aan met een soort van aanbidding in de blik. O, dat kind! wat had ze 't lief, met welke, alle schande en smaad trotserende innigheid! Zij drukte 't aan haar hart en prangde het er vast.
- Ieffer Emerence, smeekte zij de wachtende leerlinge, - woarom 'n mag ik toch mijne kleinen bij mij nie houwe, woar kan 't hij beter zijn als bij zijn moeder?
- Dat 'n mag niet, zei de bewaakster, - 't es 'n verbod van 't reglement; en zij nam de verzadigde uit de armen van het meisje weg.
Het kind van de levenslustige was door de andere leerlinge