klooster. Het verkleind portret van een hoogleraar in toga met een decoratie op de borst. De levensgrote houtskooltekening van een bedaagde vrouw, waarin het de maker niet gelukt was het sereen-berustende weer te geven van wie, als juffrouw Agatha, van alle wereldse beslommeringen vrij, in zichzelf gekeerd, plichtsbetrachtend in vrede zijn levensweg bewandelt.
Want het was het mislukt konterfeitsel van juffrouw Agatha. Juffrouw Constance trad binnen en plots voelde Florimond eerbied voor de deftig-zachte, gezond-krachtige verschijning in haar zwart, van git schitterend kleed.
Hij groette met een linkse buiging, en de hoed in de hand, terwijl zij hem vragend en wachtend aanstaarde:
- Madame, begon hij haperend, in volle vergetelheid van zijn voorgenomen preludium, - zou ik mogen weten... hoe het goat met een zekere Eugenie van Oost, die hier, ik weet niet wanneer is binnengekomen? Hij trachtte correct te spreken. - Met welk recht doet gij dat onderzoek, mijnheer? vroeg ze koud-beleefd.
Hij weifelde, aarzelde, door de onverwachte vraag verrast, staarde haar met verschrikte ogen aan, brabbelde even met doffe stem onduidelijke klanken. En heel van zijn stuk, schreierig, bracht hij het eensklaps als een weeklacht uit:
- Ik ben haar lief, madame!
- Zulke hebben hier geen toegang.
- Zeg mij dan ten minste, hoe ze 't stelt. Is het woar dat ze sterven goat, of is ze duud misschien? sprak hij in de zichtbaarste zieleangst.
- Het reglement verbiedt nieuws van de hier verblijvenden te geven aan mannelijke bezoekers, tenzij aan de man van de vrouw en aan de vader van het kind.
- Ik bén de voader! hernam hij, - en ik zal de hand aan heur houwen... als ze nog leeft... voegde hij er vastberaden bij, ineens plechtig in zichzelf dat besluit nemend.
- Vandaag is het uur verstreken; maar zend morgen een vrouw, aan deze zal bescheid worden gegeven, sprak de onderbestuurster, aan een belkoord trekkend, als tot sein, dat hij heengaan moest.
- Om godswil, madame, één woord, één enkel woord, ik