XXIX
Nooit meer keerde een van hen, behalve Grover, naar oud Vlaanderen terug; en nooit meer ging ook een van hen nog naar Amerika. Zo was de beschikking van de levenseisen en omstandigheden...
Twee werelden lagen van elkander gescheiden door een brede waterplas, die toch niet moeilijk te overschrijden was; zij maakten wederzijdse plannen, vaste plannen, en bepaalden zelfs data, vaste data, maar telkens was er iets, sterker dan hun wil en hun verlangen, dat alles kwam verijdelen.
Kinderen groeiden op, kleinkinderen van één moederlijke stam, aan gene en deze zijde van de oceaan, die elkander niet kenden en talen spraken, die de anderen niet begrepen. Zij waren vreemden voor elkaar. Clotilde had er nu vijf: twee jongens en drie meisjes; en Ivan had er drie: een meisje en twee jongens. Zij kenden elkander slechts door fotografieën en door de brieven, die Maria en Ivan nog een tijdlang trouw aan elkander bleven schrijven.
Maar zelfs die brieven verloren langzamerhand aan waarde en belangstelling naarmate de verre band, die hen aan elkander hechtte, steeds verslapte en vervaagde. Het zei nu nog zo weinig aan Ivan als Maria hem schreef, dat Gladys, na haar scheiding, nu met andere luxevrouwen in een dweperij verzeild was welke zij Christian Science heette; en het zei hem nog minder, wanneer zij hem meldde, dat Dzjeurens, na eindeloos met zijn flapper heen en weer trekken en knoeien, er ten slotte ging mee trouwen. Het leek alles zo ver en lang geleden!
Hij, van zijn kant, had nog weinig te vertellen dat hen, ginds ver, interesseren kon. Hoe zouden zij bijzonder belang kunnen stellen in de voor Wemelbeke wel zeer schokkende gebeurtenis, dat meneer en mevrouw Alexander beiden in drie