het mannevolk kan zijn.
Afin, Ivan ge moet toch absoluut eens weer naar hier komen en uw vrouw meebrengen die wij nog niet en kennen. Met Franklin en Clotilde gaat het heel goed. Franklin is nu inspecteur benoemd en schrijft in de stad op eenen buroo; en Clotilde is geweldig struisch en verwacht alle dagen haar tweede. Zij hoopt dat het nu een meisje zal zijn en als dat zoo is moet het Myriam heeten en ik meter zijn. Wij zijn nog altijd vast besloten van eens naar de old country te komen zoodra de affeirens het toelaten. Maar nu kunnen Franklin en Clotilde natuurlijk nog niet en Oculi zit tot over zijn ooren in zijn werk. Daarbij klaagt hij nog al over maagpijn en het zou mij niet verwonderen als hij dyspepsia had. Hij zegt dat alle Amerikanen dat krijgen, omdat zij denktijd niet nemen van op hun gemak te eten. Well, zeg ik hem stanvastig, 'n slikt ou eten toch alzoo niet in, ze zitten achter u niet om het u af te nemen. Maar hij kan het niet laten. All de business-men, zelfs de miljonairs eten alzoo, zegt hij. Afin, hij moet het weten, maar ik blijf op zijn Vlaamsch eten, op mijn gemak.
Wat ik u nog moet melden, Ivan, is dat Mielke Vervaet al met een keer de moersessen gekregen hee, binst dat hij gin zat te drinken in de saloon van Jan Maerschalck in de Vlaamsche wijk. Hij werd in eens zoo blauw als een schalie en stuikte achterover van zijnen stoel. Uncle Gerrit was bij hem en goot hem whisky in, zeggende dat de kracht van de whisky den gin zou verjagen. Maar het werd van langs om erger en nu licht hij in 't Ospitaal, waar hij ratten langs den muur meent te zien loopen. Dat is toch iets, niet waar, voor eenen jongen van zoo goede familie! Maar dat zwalpei van Uncle Gerrit is toch ook eenen sloeber van hem daar nog whisky bij te gieten. Het is nog hoegenaamd niet zeker dat hij er zal door komen, maar zeg er toch maar niets van in geval gij iemand van zijn familie ziet. Ik zal u wel laten weten hoe het er mee afloopt.
Nu Ivan moet ik eindigen. Komt dus maar naar hier zeg ik u nog eens met uw jonge vrouw. Dat kan nu toch niet zijn dat wij onze schoonzuster nog niet kennen.
Zoo eindig ik met de pen maar niet met het hart.
Uwe verkleefde schoonzuster
Maria.