XI
Ivan ontving twee brieven: een van Lisatje en een van Nonkel Justien. Lisatje was bitter teleurgesteld dat hij langer weg zou blijven dan hij eerst gedacht had; en zij verweet hem met droefheid, dat hij zeker wel zijn mooie madame had terug willen zien en eigenlijk daarvoor naar Amerika gereisd was.
‘Dat is heel triestig voor mij, Ivan,’ zo schreef ze, ‘want ik ben maar een arm meisje, die geen geld over heeft om mij te parfumeeren; maar ik mag toch eerlijk overal mijn gezicht toonen en dat is toch ook wel iets weerd. Schrijf mij nu sitoe wanneer gij terug komt, want het leven is triestig, voor mij als gij zooverre van mij weg zijt.’
Ivan voelde medelijden en wroeging. Maar schuld had hij toch niet en ontrouw was hij niet geweest. Of was het toch wel een laatste verlangen naar Gladys, dat hem naar Amerika terug getrokken had? Hij wist het zelf soms niet. Er was zoveel tegenstrijdigs in hem. Hij hield heel veel van Lisatje, maar Gladys - o, die was toch ook zoveel in zijn leven geweest. Hij zuchtte en opende de brief van Nonkel Justien.
Daar ging een andere klank uit op. Nonkel Justien juichte, jubelde, liep over van geestdrift. ‘Doet uw zaken in Amerika maar op uw gemak, Ivan,’ zo schreef-hij, ‘want hier gaat alles eerste klasse en ik zou willen, dat gij nog een tijdje wegbleeft om bij uwe terugkomst te zien, hoe wij in uwe afwezigheid ons devooren hebben gedaan. Uwe grond staat reeds rondom in zijnen enclos en ze zijn bezig kalk en steen te brengen voor de serren. Basiel Vermeire is bezig met het ijzerwerk en het glas voor de serren is gecommandeerd. Ook de sooffaeze en de jonge plantjes zijn gecommandeerd. Jongen, wat zullen wij daar geld van maken! Een fortune, dat zeg ik u! En weet ge wat: als ge lang genoeg wegblijft zal ik u op den dag van