X
Het waren dagen van louter ontdekkingsgenot. Hij had eigenlijk niets te verrichten en hij slenterde met Dzjeurens in een wereld van gejaagdheid en drukte, waar zij wellicht de enigsten waren op duizenden, die geen dagelijks vast doel voor ogen hadden. Dzjeurens bracht hem bij de nieuwe fabriek, die in haar geweldige afmetingen aan de oever van de rivier verrees; bij het nieuw huis, dat er voor Oculi, als directeur, in aanbouw was; bij de gronden, die hun in gemeenschap toebehoorden en die, vol onkruid en afval, slompen goud waard waren. Misschien zou welhaast het ogenblik gekomen zijn om er, tegen grof geld, een deel van te verkopen. Ivan keek, en luisterde, en snoof met een soort wellust die daverende atmosfeer van voorspoed en voortvarendheid op. Wat 'n gang, wat 'n polsslag in dat forse, harde leven! Automobielen met honderden, hotels als mierennesten, winkels en magazijnen schitterend van licht en weelde. En dan die geweldige gebouwen, die te allen kante uit de grond rezen, torenhoog, met honderden ramen, overdag stug en streng, zonder bekoring, maar bij avondverlichting zo teer- en fijn-doorschijnend, zo toverachtig slank, alsof het ideale tempels waren van een nieuwe, onbekende godheid.
Ivan dacht met meewarigheid aan Vlaanderen terug. Wat leek het daar alles klein en oud en versleten! Meneer Alexander en zijn vrouw waren er grootheden; maar wat zouden ze hier zijn? Stumperds, nietelingen! Een dienstmeid hier zag er eleganter en voornamer uit dan een mevrouw ginds; en meneer Alexander zou al niet veel deftiger indruk maken dan Uncle Gerrit. Hij dacht aan Lisatje. Arm, vriendelijk, eenvoudig Lisatje! Geen jong meisje hier zou naar de kleren willen kijken, die zij ginder dragen moest. Geen een zou ook maar een voet willen zetten in 't armoedig huisje, waar zij