XXIII
Toen Ivan na een week verblijf te New York, waar de ‘boss’ een nieuwe prachtauto gekocht had, in het houten huisje terugkwam, vond hij er de familie in rep en roer. Drie dagen tevoren was Clotilde bevallen van een zoon en juist die middag was het kind in de Ierse katholieke kerk gedoopt. 't Ging best met moeder en zoon, doch Maria deelde hem half lachend mede, dat Clotilde ten diepste geërgerd en verontwaardigd was over de voornaam van ‘Grover’ die Franklin aan 't wicht had willen geven. - Goat er moar ne kier noartoe, lachte Maria, - ze zal d'r direct over beginnen!
Ivan ging. Hij vond zijn zuster bleekjes in haar bed, met ogen die blonken. Het wurm lag in een wieg naast haar en hij moest dadelijk kijken en bewonderen. Insgelijks moest hij de sprekende gelijkenis met Frank bevestigen.
- Es da nou gien zonde dat azue 'n schuen kind zuk ne luelijke noame moet droagen? jammerde zij. - Grover; hedde da nou nog oeit van ou leven g'huerd van luelijkheid?
Franklin kwam bedeesd in 't midden:
- 'k Was erop gesteld omdat mijn vader zo geheten heeft en dat die naam al sinds vele geslachten in onze familie bestaat. Ivan wist al niet veel te antwoorden. Ook hij vond de naam afschuwelijk, maar zei het niet. - 't Es 'n bezonder schuen kind! meende hij.
Franklin glom van vaderlijke trots.
- Niet waar? jubelde hij. - En weet ge wat: hij heeft ook nog twee andere voornamen: de uwe en die van uw overleden vader: Grover Ivan Louis dus. Vindt ge dat Clotilde zo te klagen heeft? Als 't een meisje was geweest zou ik haar de volle vrije keus gelaten hebben.
Ivan hoofdknikte. Hij vond de schikking nogal billijk en hij zei het aan zijn zuster.