noch meer; en nog steeds zag hij, in zijn benauwde verbeelding, Mr. Keane op hem afkomen, met vlammende ogen, de stok hoog opgeheven en slaan... slaan... tot hij, Ivan, er machteloos bij neerstortte.
Zij reden... De mooie, nieuwe weg strekte zich ver reeds uit, effen als een biljart, stijgend en dalend, tussen wijde uitgestrektheden van verwaarloosde eenzaamheid, met hier en daar een gouden of vuurrode boom, als een glanzende schildwacht opzij van de baan. Andere auto's reden af en aan en ook veel fietsers en kleine paardenrijtuigjes op fijne wielen, zoals Mr. Keane in zijn fabriek er zoveel duizenden gemaakt had. Gladys keek ze nog ternauwernood met een sneer van geringschatting aan en zij begon daar juist met vrij onaangename stem iets over te verkondigen, toen een verschijning op de weg al haar aandacht in beslag nam en de woorden op haar tong deed stollen.
Het was een luxeautomobiel, zoals Blue Springs er nog geen had gezien. Een grote wagen, half dicht, half open, stemmig donkerblauw koetswerk en glinsterend nikkel, met ruiten en paneled die blonken als zonnen. Een chauffeur in blauwe jas en gouden knopen; stuurde; en binnen in de wagen, in het open gedeelte, zaten twee personen een dik heertje en een dikke dame, beider welgedane gezichten stralend van parvenu-weelde en trots. Het heertje kreeg een spotlach op 't gezicht, toen zij Mr. Keanes auto kruisten, terwijl de dikke mond van de dame tot een soort van vieze grimas vertrok.
- Well, my Lord! kreet Mr. Keane even van zijn plaats opschuddend.
- Wie zijn dat? vroeg Gladys ontstemd.
- Pupke en zijn vrouw! zei Keane bevend. - Heb je nog ooit...!
Gladys kreeg een kleur van toorn.
- Dat kan niet! Dat kan niet! riep ze ziedend.
- Wat kan niet? vroeg hij verbaasd.
- Dat dié lui in zulk een auto zitten; en wij... Dear, ik moet er onmiddellijk een nog mooiere hebben! Ivan! riep ze, - Ivan!
- Mevrouw? keerde Ivan zich om.
- Ivan, zou jij ook zo'n auto als die daar kunnen besturen?