de vriendelijke Mr. Watson, was daar ook.
- Sit down! zei O'Healy zonder op te staan en bood dadelijk toddy en sigaren aan. Dzjeurens, ontdaan en bevend, stelde terstond de ophefmakende vraag:
- Is 't waar dat er een grote automobielenfabriek wordt opgericht langs de weg van Blue Springs naar Red Hill?
- Yes, Sir! antwoordde O'Healy laconiek, aandachtig naar de as van zijn sigaar kijkend. Mr. Watson, hoofdknikkend, bevestigde het gezegde.
- Daar in de buurt waar gij en wij onze gronden hebben?
- Yes, Sir!
- Heeft men u reeds gevraagd om grond te verkopen?
- Yes, Sir!
- En doet ge 't?
- Yes, Sir!
Dzjeurens voelde zich een beetje kregel worden onder het aanhoudend laconiek gedoe van O'Healy; maar plotseling rees O'Healy overeind, begon in zijn kamer te ijsberen, terwijl hij hun in korte, besliste woorden vertelde wat er ging gebeuren.
Een consortium had zich in Blue Springs gevormd, met aan 't hoofd Mr. Pupke, tot het oprichten van een aanzienlijke fabriek van automobielen en koetswerk. O'Healy rolde grote ogen en lei de sterkste nadruk op ‘én koetswerk.’ Ivan begreep terstond, dat het een tegen Mr. Keane concurrerende zaak zou worden, eigenlijk in het bijzonder gericht tegen Mr. Keane zelf door twee mannen, zijn aartsvijanden, waarvan hij de een zijn aanstaande vrouw had weggekaapt en de andere dwarsboomde in zijn grondspeculaties in de buurt van Longwood en Mishawaka. Hij voelde zich al dadelijk niets op zijn gemak en sloeg werktuiglijk de blik ten gronde. Maar O'Healy keek hem juist zeer sterk en doordringend aan, terwijl hij zei:
- Wie nu eens rijk wil worden heeft een enige kans. Volgende maand komen de aandelen van de nieuwe fabriek aan de beurs!
- Keane, voer O'Healy voort, - is een oud en versleten man. Er zit niet genoeg fut meer in hem om zijn fabriek nog lang ‘up to date’ te houden. Wij zullen zijn opvolgers worden!