te zien. Ivan schrok hevig. Hoezeer hij ook naar zijn meesteres verlangde, toch voelde hij een soort angst om weer bij haar te komen. Als hij de vrije keus had gehad, zou hij misschien niet gegaan zijn. Aarzelend klom hij de trap op en tikte bevend aan haar deur.
- Come in! klonk haar stem bijna gebiedend.
Hij opende de deur en zag haar staan, half aangekleed, midden in een berg bagage: koffers, dozen, pakken, om van te duizelen.
- Hoe hebt ge 't gehad? vroeg ze, vlug-vriendelijk. Maar, zonder zelfs op zijn antwoord te wachten, met gefronste wenkbrauwen:
- Ivan, help mij die koffers dichtmaken; ik kan niet meer! Behulpzaam snelde hij toe. Hij perste de rommel ineen en duwde tot de sloten knapten.
- Er komt nog meer, zei ze, - en 't maakt mij zenuwachtig, want er blijft zo weinig tijd over. Overmorgen avond moeten wij in Cherbourg zijn.
- Dat zal wel gaan, mevrouw! meende hij, geruststellend.
- Komen wij in één dag van Parijs naar Cherbourg?
- O, zeker, Mevrouw... als we tenminste niet te laat van hier vertrekken.
- Zo vroeg als ge wilt! glimlachte zij opgelucht.
Zijn handen beefden en zijn keel hikte droog. Zijn ogen keken haar angstig-weifelend aan. Er was iets zo vreemds en onnatuurlijks in hun weerzien. Waarom vloog hij haar niet om de hals? Waarom zoende hij haar niet op de mond? Iets zei hem, dat hij 't nu niet doen mocht. Van háár moest het uitgaan. Zij had het immers bepaald gezegd. En nu dacht zij er blijkbaar niet aan. Zij dacht alleen aan haar koffers en dozen, aan haar luxeklerenrommel. Even stond hij daar, roerloos, de handen neergestrekt, de ogen strak op haar gevestigd, wachtend op verdere bevelen.
Zij glimlachte en haar ogen glinsterden.
- Vanavond! fluisterde zij. En duwde hem zacht de deur uit.