- Peetsen! riep hij, nog vóór de trein stilhield. En Peetsen keek op en herkende hem blijkbaar niet dadelijk. Toen herkende hij hem toch wél en zijn grote mond ging in een brede glimlach open.
- O! gij zij veranderd! riep hij, zijn oudere broeder de hand drukkend.
Ivan lachte, ontroerd, vertederd.
- Ge ziet er goed uit, Peetsen. En hoe es 't mee Moeder?
- O! goed! En mee Okeli, en Clotilde?
- Uek huel goed! Veel complimenten van allemoale!
Ivan had zijn valiesje opgenomen en met Peetsen, die naast hem hinkte, verliet hij 't kleine station. Op de drempel van de herberg om de hoek à la Descente des Voyageurs stond de baas in hemdsmouwen nieuwsgierig te kijken.
- Ha! Ivan! Ge zij welgekomen zulle! groette hij vriendelijk.
- Merci, merci! glimlachte Ivan zich voorbij haastend.
- Ge ziet er goed uit, zulle! riep de man hem nog na.
- 'k 'n Hè gien kloagen; 'k ben gezond! antwoordde Ivan het hoofd omwendend.
- Ge zij vervet! gilde de man.
Ivan maakte een beweging met de hand.
Zij spoedden zich. Ivan vond die onbehouwen nieuwsgierigheid wel wat hinderlijk.
- In Amerika 'n doen de meinschen da niet! zei hij tot Peetsen.
- O! zei Peetsen met een soort van eerbied, - huel 't dorp es er vul van da ge vandoage werekiert. Hoelang meugde blijven, Ivan?
- Twoalf doagen.
Zij sloegen rechtsaf; hij zag van ver hun heel klein hoevetje, bij een driesprong, vlak tegenover de lusttuin van 't kasteel. - 'k Ben zeker da Moeder ou al zien komen hee! zei Peetsen. - Kijk! Ze kom buiten!
Hij zag zijn oude moeder. Zij kwam uit haar huisje, het boomgaardje op, hem tegemoet. Het ontroerde hem zo. Hij kreeg tranen in de ogen. Van ver kwam zij hem verouderd, strammer voor.
- Moeder! Moederken! riep hij met hikkende stem.