XII
De dagen volgden op elkander en brachten de verrassingen van 't nieuwe. Zij voelde echter niet bijzonder veel voor oude monumenten en schilderachtige gebouwen; zij had algauw genoeg van wat zij ‘that old stuff’ noemde; haar grote verrukking was weer voor die prachtige wegen, die nu eens blond waren, dan weer blauwachtig en dan weer rozekleurig en aldoor glad en effen, zodat het een voortdurend genot was er overheen te vliegen. Zij reed heel goed nu, en stuurde met een vaste hand en er ontstond weldra een soort van kameraadschap tussen hen, uit dezelfde levensomstandigheden geboren. Hij werd iets anders voor haar dan droogweg haar chauffeur en zij voor hem iets anders dan zijn meesteres. Zij hield van een ‘drink’ vóór haar maaltijden en 't werd al spoedig haar gewoonte hem er ook een te laten bezorgen. Dan hief hij van ver zijn glas naar haar toe en dronk, glimlachend buigend, op haar gezondheid. Hij had weinig omgang met de andere chauffeurs, die zij op reis ontmoetten; en als zij hem vroeg, waarom hij zich zo afgezonderd hield, kreeg hij een kleur als een meisje en zei, dat hij weinig zin in nadere kennismaking met die vreemden had.
Soms sprak zij hem over zijn familie en zijn vrienden, die hij nu weldra terug zou zien.
- Daar verlangt gij zeker wel zeer naar, Ivan?
- O ja, mevrouw, zeer!... Maar hij kleurde terwijl hij dat zei en voelde minder scherp verlangen dan zijn woorden uitdrukten.
- Ik zal u tien of twaalf dagen vrij geven, terwijl ik in Parijs ben! zei zij.
Hij boog in dankbaarheid, maar kon toch niet de warme woorden vinden, die zijn gevoel van erkentelijkheid zouden uitdrukken.