als vaststaande waarheid aannemen en voelde geen buitengewone behoefte om zich daarvan daadwerkelijk te overtuigen, doch Maria kwam daar steeds op terug en drong zó sterk aan, dat Clotilde zich eindelijk Het overhalen. Er werd met Franklin een afspraak gemaakt, en op een ochtend, om negen uur stipt, stonden de twee vrouwen met nog een paar andere nieuwsgierigen op het plein, waar de oefeningen zouden plaatshebben.
Daar kwamen de mannen: in donkerblauwe uniform, een militair-gehelmde troep van grote, stevige kerels. Zij stapten als automaten, nauwelijks te onderscheiden van de officieren, die hen commandeerden. Zij leken allen op elkaar, met ernstig-strakke ogen en dikke snorren. Het duurde een hele poos alvorens Clotilde Franklin tussen de anderen herkende. Maria moest hem haar met de hand aanwijzen.
Clotilde keek met grote, starre ogen. Hoe vreemd, die grote, zware mannen, die als schooljongens gedrild werden! Zij vond er iets onnozels in en ook iets, dat op haar lachspieren werkte, zonder dat ze echter durfde lachen. Waarom moesten zij dat bijna dagelijks doen? Was dat werkelijk nodig? Zij waren te zwaar, te dik, te stevig; en ook te ernstig in hun doen. Dat kinderachtig-ernstige maakte hen zo belachelijk. En Clotilde kreeg een soort weerzin, zij had niet kunnen zeggen waarom.
Gans anders echter voelde Maria. Haar donkere ogen blonken en haar wangen gloeiden. - Da zijn toch schuene mannen ne woar? herhaalde zij telkens, als ze dicht voorbijtrokken. En eensklaps flapte ze 't er in haar geestdrift uit.
- Clotilde, hij zie ou geirne, weet ge 't?
- Wie? riep Clotilde met verbazing.
- Wie!... Wel, Franklin dan! gilde Maria schaterlachend.
Clotilde keek haar schoonzuster met een soort verontwaardiging aan. Zij voelde eensklaps weer in haar de deerne, die vroeger zulk een smet op hun fatsoenlijke familie had geworpen.
- Zijde toch nie beschoamd, Maria! bromde zij, een vuurkleur krijgend.
Doch Maria schaterlachte nog harder en gilde:
- 'k Weet het! Hij heet 't mij bekend! En uek 't es wel ge-