kwam en liet ten slotte, terwijl hij Dzjeurens strak aankeek, eensklaps beide handen rechts en links van zijn leunstoel hangen, alsof hij zeggen wou: Is dat niet mooi? Wat zou ik nog wel meer kunnen?
Dzjeurens was opgestaan, geestdriftig jubelend. En hij vertaalde aan Ivan, in radde woorden, wat Pat hem daar zo even gezegd had:
't Kon Pat in het geheel niet schelen, dat Ivan geen geld beschikbaar had; hij zou het hem voorschieten, tegen een zeer geringe rente. Meer nog: hij zou zelfs geen schuldbekentenis eisen. Hij gaf Ivan zo maar een ‘claim’ op zijn naam en hij, Pat, betaalde. Alleen later, als Ivan de ‘claim’ met grote winst weer zou verkopen, dan zou hij met hem afrekenen. Haast u dat te aanvaarden, Ivan, en bedank hem hartelijk. 't Is een cadeau, dat hij u doet.
Ivan stond verbluft! Verbluft en wantrouwig in zijn onwetendheid. Waarom gaf die man, die hij een uur geleden nog niet kende, hem zulk een aanzienlijk geschenk? Wat stak daarachter? Zijn wangen kleurden vuurrood, zijn blik weifelde.
- Dat 'n verstoa 'k niet! zei hij bevend tot Dzjeurens.
- Gien dwoaze loeder, hoast ou toch van t' accepteren, zeg ik ou! bromde Dzjeurens.
- Tiekenen 'n doe 'k toch niet; veur niets in de weireld! zei Ivan beslist.
- Ge 'n moet gij nie tiekenen, gie kalf da ge zijt! Niemand 'n vroagt ou datte!
- Moar woarom doet hij dat dan? vorste Ivan wanhopig.
Strak keek Dzjeurens zijn landgenoot aan.
- 'k Zal 't ou zeggen, nou niet, moar in 't noar huis goan! zei hij. - Moar ge moet mij beloven da ge'r noeit mee iemand, zelfs mee ou broer en zuster niet, over zult klappen.
Ivan beloofde en Dzjeurens dankte Pat in warme woorden uit name van zijn vriend. Zij stonden op om afscheid te nemen.
Op 't zelfde ogenblik werd zachtjes aan de deur getikt en meteen ging die open en een nieuwe bezoeker verscheen glimlachend in de kamer.
- Hallo! riep Pat op vrolijke toon, terwijl hij zich half in