groet door arbeiders, die dan met aandachtige nieuwsgierigheid Ivan nakeken. Hier en daar werd er een haastig woord gewisseld, maar 't was inspannend, vanwege het aanhoudend geruis der mekanieken. Trouwens, Oculi hield zich nergens op; hij nam de kortste zigzagweg naar een der werkbanken aan 't verste uiteinde van de reusachtige zaal en bleef daar staan bij een klein ventje, die hem met glimlachende ogen bejegende en riep, in het gedreun der raderen, terwijl hij naar Ivan wees:
- Is he my help?
- Yes, Sir! glimlachte Oculi en hij stelde hen aan elkander voor:
- My brother Ivan.
- Mr. Jones.
Jones stak de hand uit en drukte die van Ivan. Hij had een geelbleek gezicht met lichtblauwe ogen, een gezicht dat als 't ware de stoffige kleur gekregen had van 't hout, dat hij zijn leven lang bewerkte. De oogopslag was zacht en goedig en deed sympathiek aan. Alleen de linkerwang was enigszins gezwollen, alsof hij daar langs binnen een vleesbobbeltje zitten had.
- Does he speak English? vroeg hij aan Oculi.
- Neen, zei Oculi, - maar hij zal het wel spoedig leren.
Jones hoofdknikte tevreden. En dadelijk, zonder tijdverlies, deed hij Ivan voor wat voortaan zijn vaste werk zou zijn.
Hij nam een houten bos met symmetrisch ingekapte gaten en stak, met vlugge hand, in ieder gat een spaak. In een oogwenk leek het op een wiel. Maar die spaken moesten vastgeklonken worden en daarom stak hij de bos op een as, die zacht begon te wentelen. Boven die as hing een aan een tweede as bevestigde hamer. En nu begon die hamer flink te kloppen op een spaak: een harde slag, een tweede nog harder en een derde heel zacht, als slot. De spaak zat vast als vastgegroeid in haar bos en de volgende spaak kwam mechanisch aan de beurt. Zo draaide 't wiel in langzaam tempo rond tot al de spaken waren vastgehamerd. 't Werd afgehaakt, op een wagentje geladen en automatisch weggevoerd naar verdere behandeling. 't Was een eenvoudig werkje van oplettendheid, dat om zo te zeggen geen de minste fysieke inspanning verg-