verschijning van de antikrist. Zij kreeg er een kleur van. Maar Oculi bediende haar en wees haar, hoe ze de ‘porridge’ moest gebruiken. Clotilde proefde en vond het heerlijk.
- 't Es rijstpap! glimlachte zij.
- O, rijstpap! deed Oculi geringschattend.
Zij aten hun gebakken vis. Verrukkelijk! Maar 't was te veel, zei Ivan. Ze kregen meer dan genoeg om er een volle dag van te leven. Ook Clotilde vond het veel te veel, doch at maar door.
- We zillen hier zue vet worden as otters! lachte zij.
- Azue leven wij in Amerika! zei Oculi op een slepende toon, eenvoudig-hooghartig doende.
- 't Zal toch zeker wel schrikkelijk diere zijn! vreesde Clotilde.
- 't Eten in Amerika es goed en goedkuep! pochte Oculi en hij wenkte de neger om af te rekenen.
Clotilde dorst hem weer niet aankijken. Zij had het gevoel, alsof hij haar zou kunnen dooddrukken.
- Noeit en noeit 'n zal ik aan die keirels wennen! ijsde zij. Oculi was opgestaan en keek op zijn uurwerk.
- Hurry up! riep hij. - 't Es onzen tijd! Den buet vertrekt om negen uur.
- Den buet! riepen verbaasd Ivan en Clotilde.
Oculi glimlachte in zijn hangsnor.
- Den buet nie veur ‘old country’ zulle!
Ivan en Clotilde begrepen er niets meer van.
- Joa moar, onz' koeffers, Okeli! zei Clotilde bezorgd.
- Die stoan ginter al op ulder te wachten! glimlachte flegmatisch Oculi.
Zij waren al spoedig aan de rivier en zagen daar een prachtboot liggen, hoog en wit als een paleis.
- Hoe vindt g'hem? glimlachte Oculi ijdel.
- O!... En goan wij doarmee voaren? jubelde Clotilde.
- Joa zulle! En huel den dag nog wel, langs de riviere.
- Moar onz' koeffers, Okeli! Onz' koeffers!
Ivan zag ze staan: twee zwartgeverfde, vierkant-logge bakken, midden in de elegante koffers van Amerika.
- Hoe goan we ze krijgen? twijfelde Ivan.
Oculi kreeg een grijns op 't gezicht. Hij zei, dat hij zich