trad, en deze antwoordde op dezelfde toon, zonder zijn bezigheid te staken, - Hallo! terwijl hij meteen naar Ivan en Clotilde opkeek. Oculi vertelde hem in vreemde taal en korte woorden, dat zij zijn broeder en zijn zuster waren, waarop de man even iets mompelde, terwijl zijn mond, onder de snor, eigenaardig naar links vertrok.
Alweer dat zelfde type met hangende snor, uitgestreken gezicht en flegmatische ogen. Leken ze dan allen op elkaar in Amerika? Ook die andere bediende in wit buisje en vergulde knopen had een soortgelijk gezicht. Ivan en Clotilde werden er benauwd onder. Kwamen die kerels dan nooit uit de plooi? Konden ze dan nooit eens hartelijk lachen, zoals in Vlaanderen? Maar Oculi liet hun geen tijd om daarover te prakkezeren: hij vroeg hun wat zij drinken wilden.
- 'n Glas bier, zeker! antwoordden zij schuchter.
- Zoede nie liever ne cocktail pakken? stelde Oculi voor.
Zij wisten hoegenaamd niet wat dat was. Zij keken verbouwereerd. Oculi wisselde vlug enkele vreemde woorden met de ‘barkeeper’ en beiden glimlachten even, de barkeeper met scheeftrekkende mond.
- 'k Zal 't ulder iest loate proeven! zei Oculi; en hij bestelde.
Twee glazen werden volgetapt met bier, waarvan de man even met een stokje het schuim wegstreek. Toen nam hij een soort tinnen kroes, vulde die half met gestampt ijs, goot er drank in uit verschillende flessen, schudde de inhoud door elkaar en goot hem in een glas, waarin hij iets als een geconfijte kers liet zinken. Over de rand hing hij een klein, opgekruld citroenschilletje.
- Proef ne kier! glimlachte Oculi, het glas aan Clotilde reikend.
Zij stak er haar lippen aan.
- O! 't es goed; moar 't es te stirk veur mij! zei ze met een grimas. Zij reikte het glas aan Ivan.
Ook hij trok een grimas: heel fijn, maar wel te sterk!
- Ge zilt het moeten lieren! schertste Oculi. De barkeeper zei iets tot Oculi, dat zij niet konden begrijpen en glimlachte koel-stijf, met een mond, die nu naar rechts trok. Oculi nam zijn cocktail en Ivan en Clotilde dronken een teugje van hun