die schoone vruchten wilde kijken. Zij had ze aan Jeannette en aan mij weggegeven en wilde er hoegenaamd niet van proeven, maar wij hebben er heel vele van de fijnste en de schoonste voor haar bewaard en eindelijk hebben wij er eenige in haren mond gekregen en zij moest bekennen dat zij nog nooit van haar leven zoo iets fijns geëten had. Ook aan moeder Dorté hebben wij er van gegeven en die vroeg niet beter of er van te mogen smullen. Wij hebben er ook aan vader Tieste van gepresenteerd, maar die zei dat het smeirigen bucht was en moest er niets van hebben. Nu Zulma ik denk wel als gij hem een pak toebak of een kasken sigaren afzond, dat hij wel anders zou klappen.
Wel Zulma wat gij daar schrijft dat er een kind geboren is en dat het zulk een schoontje is! Ach, daar is nu niets meer aan te doen en wat gebeurd is, is gebeurd. Wel, ik heb zoo een gedacht dat het Lowieze toch aan heur harte zou pakken als zij het kon zien en gij en moogt niet nalaten haar een portret van het kindje te zenden. Het is nu eenmaal zoo en er is niet aan te doen, maar ik beken dat ik het heel geerne eens zou zien en Jeannette ook, daar ben ik zeker van. Welnu Zulma als het nu toch zoo verre komt dat gij naar Brussel gaat wonen en eenen automobiel krijgt, dan moest gij er toch eens naar hier mee komen en ons het kindje laten zien. Nu, Zulma, dat gaat hier nog altijd lijk of het pleegt. Madam heeft onlangs eenen brief ontvangen van dienen Duitschen docteur, gij weet wel, mijnheer Schwarz, die hier heel den oorlog is geweest. Hij is weer in zijn land en stelt het goed, schrijft hij en hij zou heel gaarne de familie nog eens komen bezoeken. Maar Madam zegt, dat zij meer dan genoeg heeft van de Duitschers, al was dat eenen braven man en zij heeft op dienen brief niet geantwoord. Van de andere kerels, die hier waren is niets meer te hooren geweest, maar het schijnt toch wel dat dien baron, ge weet wel met dat ronde glas voor zijn rechterooge op het einde van den oorlog door zijn eigen mannen doodgeschoten is omdat hij zulk een eeuwige beeste was voor de meinschen.
Nu Zulma verder is dat hier nog altijd hetzelfde. Mijnheer is ne sukkelaare lijk of gij weet, maar Madam en mijnheer Aamidé zijn nog altijd felle duvels. Madam en spreekt nooit